
sasiis
-
^ * <
t I
i i
1324
vvater wordt besproeid, een week, papachtig beslag, dat eeiie
dikte heeft van eene of meerdere lijnen, en eene helder gele,
bijna melkwitte kleur bezit; waarschijnlijk is deze zelfstandigheid
de jongst gevormde, eerste toestand, waarin zieh de korsten
bevinden, welke door de verharding van dergelijke bezinksels
gedurig in dikte toenemen. Het gansche terrein, dat de bron
onmiddellijk oraringt, ja, de geheele dalbodem, moet op die
wijze alleugs worden opgehoogd; de bodem bestaat dan ook
werkelijk, ten minste ter hoogte van 10 voet, uit lagen van
dergelijk bezinksel, door het bronwa ter afgezet. Op verscheidene
plaatsen, zelfs midden in het bekken der heete bron, ziet men
op dit melkwitte bezinksel een plantaardig bekleedsel, hetwelk
eene groene kleur heeft, en uit eene Oscillatoria-soort schijnt
te bestaan.
De onistreken der bron zijn getooid met een welig groeijend
bekleedsel van varens, maar voornamelijk van Mertensien,
hetwelk tot aan den oever der beekkloof en tot aan den rand
van het bekken of nieertje reikt, waarin het benedeneinde
der kloof zieh verbreedt. Over deze gansche uitgestrektheid der
beek, van de bron tot aan het bekken, rijzen dampen op uit
het heete water, welke even als de zure, vulkanische (van
aluindeelen en zwavellever doortrokkene) bodem den groei
dezer varens (zekere Mertensia-soorten) zeer sehijnen te bevorderen.
Overal toch waar de reukzenuwen worden aangedaan
door de ontwikkelde zwavelwaterstof-gas en de bodem tevens
opgelost, verhit en van dampen doortrokken is, vooral aan de
modderige oevers van kratermeren, treft men deze varensoorten
aan.
Aan den mond van het bekken bezit het water nog eene
temperatuur van 33,5° R.; het heeft derhalve in zijnen loop
van de bron tot aan deze plaats slechts V2 graad van zijne
oorspronkelijke temperatuur verloren. Het bekken kenmerkt
zieh door eene eigendommelijke kopergroene, in het blaauwachtige
overgaande, doch heldere kleur, waardoor de blik des reizigers
zieh voelt gekluisterd. Het water zelf is echter geheel
kleurloos, en de zonderbare, kopergroene schakering heeft
1325
zijn oorsprong aan de oppervlakte van het bekken, aan den
w&ievspiegel, welke het blaauw des hemels terugkaalst, en
wordt te weeg gebragt doordien de weêrschijn van het
7nelkwiUe bezinksel, dat zieh aan den bodem van het bekken
heeft gehecht, gebroken aan de oppervlakte van het
water komt.
Het zure water stroomt in eene zuidoostelijke rigting uit het
bekken, en stört zieh in de nabij gelegene beek.
30. Krawang. Warme bron aan den goenoeng Batoe
kapoer. Particulière landen, distrikt Segala herang. Op een
afstand van 3 palen van Tèngger agoeng, het hoofddorp van
het ZOO even genoemde distrikt, vloeit de tji Nangka, in eene
noord-noordoostelijke rigting van daar, door eene diepe kloof,
welker regterwand g. batoe Kapoer, d. i., kalksteenberg wordt
geheeten. Deze vormt een gedeelte van den binnenwaarts gekeerden
wand, •— den bi^eukrand, — van het neptunisehe
verheffmgs-geborgte, hetwelk de Bandongsche vulkaanrij (den
Tangkoeban praoe, enz.) aan de noordelijke zijde omgeeft en
het plateau van Segala herang ten noorden begrenst. Aan deze
steile helhng, — aan dezen wand, — entspringt, ongeveer 200
voet boven de bedding der tji Nangka, de hier boven genoemde
warme bron. Van dit punt stroomt de tji Nangka omirent 1/3 paal
verder noordwestwaarts en stört zieh alsdan in de tji Asem,
welke naar het noordoosten vloeit en de wijde dwarskloof binnen
treedt, waardoor het verheffings-gebergte aldaar wordt doorsneden.
Deze kloof heeft tot uitweg gediend aan een gedeelte
der gesmoltene lava, door den Tangkoeban praoe uitgebraakt,
die in de overige streken tegen den wand is gestroomd, opgestuwd
is geworden en, na bekoeld te zijn, het vermelde plateau
heeft gevormd. (Vergelijk bladz. 57 dezer afdeeling.) Het is
derhalve aan de grens der beide formation, aan den breukrand
van het neptunische geborgte, dat deze bron entspringt. Van
den oever der beek stijgt men opwaarts, naar de warme
bron, tegen een wand, uit kalktuf (travertin) bestaande, welke
zieh in de gedaante van breede, ontzaggelijk groote trappen
ver in het rond uitstrekt en, voor een gedeelte althans, reeds
84
I |l«(î '
'(»•t/tt
r
, êI
[lîi
.l.îi ^
Î!v!:Î
m- -
V j