
M 't Hi
115¿
%
i- , jr.,
i
J)c allciigs (üciiciiiendc kouclo cn duislerms drcvcn mij naar
mijnc kleinahul,; ik licl hier, naast mijno Icgerstede, een vuur
aanlcggcn, dat mij cchter mcev rook dan wannte verscbafte.
De gedaclitc aan de mogclijkheid van het plaats grijpcn eener
aardbeviug, ten gevolge waarvan de los op elkander rüstende
rotsblokken van dezen top onfeilbaar moestcn instorten, maakte,
hocwel ditslechts cen ingebeeld gevaar was, mijn slaap onrustig
en met vreugde begroette ik het eerste morgenkrieken, toen
het, op den 14'^™ November, mijne hut begon tc verliebten. - •
Terstond klauterde ik naar het hoogste punt van den ^olstop,
alwaar ik den vorigen avond mijne instrumenten, behoorlijk
overdekt, had achtergelaten, ten einde de helderheid des dampkrings
zoo veel immer mogelijk dienstbaar tc maken tot bereiking
van het beoogde doel, en de veri-e verwijderde bergtoppen,
oostwaarts van mij, te peilen, alvorens zij in den glans der
opgaandc zon zoiiden verbleeken. -
Aan den geheel ea al wolkenloozen horizon >) zag ik bijna
alle geborgten van Oost-Java; in duidelijke omtrekken teekende
zieh voor mijn oog de Wilis, de liebet, de Kawi, (zie Kawi
Figuur 4), de Semcroe, benevens het gansche Garoe- en Téngger
gebergte, waarin de Bi-omo zijne dampzuilen opwaarts zond
(zie Semeroe Figuur 2), terwijl achter den laatstgenoemden berg
zieh het Ajang-gebergte en de Rawon vertoondcn. In mijne
onmiddellijkc nabijheid brcidde^ de Ardjoeno zijne vormen
rondom mij uit, zoo mede de afzonderlijke bergtop Indrokilo
cn de kegel van den Penanggoengan, welke met dit geborgte
verbonden is, eveneens als de l a n g e Andjosmoro-keten, die zieh
van de zuidwestclijke helling van den Walirang naar het westen
uitstrekt. ' "
Iloewel bibberend van koude, — de temperatuur was 6,2°
Réaum., — traehtte ik den vorm en de ligging der geborgten
•s
¿i >) E c l i a l v o onkolo bankon van gokroosdo w ö l k e n (cumulo-stratus wölken) , die
l i i o i - o n d a a r b o v e n h e t d iepland, b. v . b o v o n bot l a u d v a n M a l a n g h i n g e n , w a s dobon
o d o n s t c lucht laag vry v a n ^volkon o n h o l d e r , m a a r h o o g bovon d e n A r d j o e n o J a ,
h o o g o r dan d e S e m e r o e , stcllig 12,000 v o o t b o v o n d e o p p o r v l a k t o d e r z o o , sproidde
z i e h e e n d u n , H g t , d o c h z a m c n h a n g e n d w o l k e n d a k uit v a n cirro-stratus.
f ' m m
f i l l i .
K-
^ f P
¥ f^l
' i
115:'.
ten opzigte van elkander, die zieh aan mijn oog vertoonden,
ZOO getrouw doenlijk af te schetsen; na dit te hebben verrigt,
bezoeht ik de omliggende streken van het gebergtc, terwijl de
eerste morgenstralen dezelven verliehtten en verseheidene Javanen,
tot mijn geleide behoorende, onze zaken bijeenpakten en
zieh tot de afreis gereed maakten.
De tweehoornige top Widodaren gaat aan twee zijden in de
overige bergmassa van den Ardjoeno over; de oost-noordoostelijke
hoorn zet zieh voort naar het noordoosten, naar de
zijde van den Indrokilo-top, terwijl zijn west-zuidwestelijke
hoorn zieh naar het noordwesten verlengt, in welke laatste
rigting het eigenlijke hoofdgebergte van den Ardjoeno ligt 5 dat
geborgte bestaat uit vijf meer of min ingestorte (halve kringvormige)
kegels, eruptie-kegels, welke door middel van hooge
tusschenzadels met elkander zijn verbonden. Zij volgen van
het zuidoosten naar het noordwesten in deze orde op elkander:
1« de Widodaren, de hoogste zuidoostelijke top van het gansche
geborgte; 2» de kegel goenoeng Bakal; 3« de goenoeng
Kembar; 4" een top waarvan de naam mij nict bekend is en
50 de laatste zuidwestclijke hoekkegel Walirang, die een halfkringvormigen
krater heeft, welke naar het zuidwesten geopend
Staat. Zij doen zieh voor als sehoorstecnen, welke op eenc rij
zijn geplaatst en allen een gemecnsehappelijken vulkanischen
haard hebben, die van het zuidoosten naar het noordwestgn is
gerigt. Het zijn allen werkclijke eruptie-kegels; het schijnt,
dat de zuidoostelijkste, de Widodaren, het eerst werkzaam is
gcweest, van waar de vulkanische werkiug zieh naar het noordwesten
voortplantte, nieuwe cn kleinere kegels opwierp tot waar
thans de noordwcstelijkste, de laatste en jongst gcvormde kegel,
de Walirang, wordt gevonden, welke thans nog werkzaam
is. Van ter zijde, namclijk, van den Kawi-top aan hunne
zuid-zuidwestclijkc zijde gezien, doen zij zieh aan het oog voor
gelijk wordt afgcbeeld in Ardjoeno Figuur d; gezien van di;
zuidelijke zijde, van Sisir, gelegen aan den voet des bergs
zelven, vertoonen zij zieh gelijk wordt voorgcstcld in
Figuur 2, terwijl zij in hunne verlengde rigting naar het noord^
fii
Ip
m M I,
>» m tjj