
IM'!
' 1
814
punl gemerkt 5«. de pas over den dwarsdam Tjemoro lawang,
alwaar eenc pandopo Staat; 6». de oostelijke hoek van den
goenoeng Kembang. Doordien deze 6 punten bekend waren,
werden liieruit verder de Tolgende Stellingen verkregen: 7o. die
van denBoedolemboe, door triangnlatie met de punten 2 c n 5 ,
5 en 6 , benevens a en b-, 8o. van verscheidene punten van
den Ider; 9». van de beide schedelranden en van den voet des
Batoek, met 5 e n 6 ; lOo. van den Ringgit met 6 en 7 en zoo
voorts van den Widodaren, Idjo en'van de andere belangrijke
of herkenbare punten en toppen van het gebergte, welke bijna
allen beklommen werden, ten einde hunne hoogte door barometerwaarnemingen
te bepalen en hoekmetingen van liet eene
naar het andere pnnt te doen; door latere berekening en zorgvuklige
vergelijking dezer hoeken, waarvan de resultaten sleehts
zcldzaam eenig verschil en dan nog gering opleverden, verkreeg
ik, na een arbeid, die menigwerf zeer bezwaarlijk i) was en
gednrende 8 dagen werd voortgezet, deze kaart en de volgende
profielteekening.
Tengger Figuur dO. In dit profiel ziet men den vorm
eener vertieale doorsnede des kraters, welke zieh nitstrekt in
de rigting eener lijn, die van den Ider-ider dwars door de
eruptie-kegels tot aan den Gedalo, van het zuid-zuidwesten
naar het noord-noordoosten voortloopt. In de profielteekening
ziet men van het oosten naar het westen. De schaal, voor de
horizontale afstanden gebezigd, is gelijk aan die, welke op de
kaart {Figuur 9) werd gebruikt; de vertieale schaal is in verhouding
van 3 tot 2 vergroot, of, met andere woorden: de
hoogte der bergen, op de profielteekening afgebeeld, moet 1/3
gedeelte worden verkort, wil men die, ten opzigte van den
afstand waarop zij van elk ander gelegen zijn, in natuurlijke
verhouding voorgesteld zien. De hoogte der verschillende plaatsen
Voornai-nelijk waren liet de stofwolken in den «¡isar, welke mijne wevkzaam-
Iicdenbemoeijelijkten; dikwerf was ik genoodzaakt gedurende Terscheidene minuten
te wachten, alvorens de Signalen weder zigtbaar werden, waarbij het fijne stof
in mond, neus en ooren drong. (De waarnemingen zelve zijn in het topographisciie
jonrnaal opgeteekend geworden.)
IS opgegeven als volgt, namclijk, boven en beneden het laagste
pmit van het zandmeer (Roedjak), hetwelk 6,4G0 voet boven
de oppervlakte der zee ligt.
De voortzetting van den rand des kratermuurs is, te rekenen
van de beide doorsnedene punten af aan, naar beide zijden
opgegeven geworden, — naar dewestzijde heen door rniddel van
eene enkele en naar de voorzijde, tot aan den Boedolemboe,
door middel van eene geschaduwde lijn. Tusschen de beide
hoekpunten: Boedolemboe en Gedalo ligt de krater in zooverre
open, als hij sleehts door den (hier niet afgeteekenden) dwarsdam
van Wonosari gesloten is. De bouw van den kratermuur,
uit evenwijdig loopende steenbanken (welke eene loodregte afscheiding
hebben), is aangeduid geworden. In den krater des
Bromo duidt b. het meer aan, dat ten jare 1838 zijnen laagsten
bodem bedekte en a. daarentegen den, in 1 8 4 4 , veel
hooger gelegenen droogen bodem, welke sleehts aan zijne oostelijke
zijde door eene dampzuil doorboord werd.
Naar deze opmeting, omsluit de ringmuur eene ruirnte van
vier minuten, of van eene geographische mijl in doorsnede.
Deze ruimte of kraterbodem is eene effene zandvlakte,
welker noordelijk en oostelijk grootste gedeelte Dasar, haar
zuidelijk smaller gedeelte Roedjak (niet S6gorowedi) wordt
genoemd. Deze vlakte zet zieh niet overal onafgebroken voort,
is niet allerwege open, maar daarentegen ten deele wederom
met bergen, met aaneengeschakelde eruptie-kegels vervuld,
welke door het zandmeer kringvormig worden omsloten. Met
inbegrip van den dwarsdam, vormt de kratermuur rondom de
zandvlakte een overal gesloten rand, een bolwerk, dat nergens
wordt afgebroken; het regenwater, dat in dezelve valt, heeft
geen uitloozingskanaal en zou, dit is duidelijk, een blijvend
meer moeten vormen, wäre de verdamping op deze hoog gelegene
zandvlakte niet zoo sterk en verliep het water misschien
niet längs onderaardsehe kanalen door het zand.
De uitdrukking kringvormig mag sleehts dan van toepassing
worden geaeht op den vorm des muurs, wanneer men, de
bijzonderheden daarlatcnde, in algemeene bew oordingen van
, if