
}
' i
i
m
-"S
-Î
(i-
-T
J• Ï
i.î :
1360
gelegen in dc kawahidjèn, zie bladz. 1010 cn 1016. Het water
der beek, welke uit dit meer vloeit, en welke door de
inboorlingen banjoe Paît i) wordt geheeten, bevat als hoofdbestanddeel,
volgens de analyse van Â. Waitz (vergel. bladz.
1020), dubbel zwavelzure aluinaarde en buitendien zwavel-.
zuren kalk , chlornatrium, chlormagnesium, chlorkalium , benevens
eene geringe hoeveelheid zwavelzure ijzeroxyde, phosphor/,
uren kalk en kiezelaarde.
Uithoofde het water dezer beek, hetwelk ik in zorgvuldig
geslotene en goed bewaarde flesschen had medegebragt, met in acht
neniing van de meeste behoedzaamheid te Samai^ang is onderzocht,
zoo geloof ik, dat het verkregenc resultaat, als qualitative
analyse beschouwd, alle vertrouwen verdient; ik ben
derhalve van gcvoelen, dat de opgenoemde beken en meren,
welke gewoonlijk zwavehneren worden genoemd, uit gelijke of
bijna daarmede overeenkomende bestanddeelen zijn zamengesteld.
2) Dit vernioeden vindt niet slechts bevestiging in het zoo
even aangehaalde, maar hiervoor pleiten insgelijks de volgende
gronden: 1» alien hebben zij een zuur-wrangen, aluinachtigen
smaak; 2" alien zetten zij een - wit bezinksel af, dat
onderling veel overeenkomst met elkander heeft; 3° het gesteente
der Javasche kraters is van traehietischen aard, namelijk,-veldspaath
lava, welke hoofdzakelijk uit felsit en glasachtigen
veldspaath bestaat, waarin, wel is waar, nu en dan hornblende
en magneetijzer, doch beide slechts in zeer geringe
hoeveelheid voorkomen. Er zijn dus hoofdzakelijk kali, thonen
kiezelaarde, en wel in eene zeer grootehoeveellicid, in de kraters
P a ît boteekent eigenlijk hiiUr; bij de Javanon wordt dit wooi-d cclitor dikwijls
in een zeer ruimen zin gebezigd; zij passen lietzelve alganeen toe op ailes,
wat een wahjeUjken, onaangenamen smaak heeft; het water der banjoe Paît smaakt
zuur, wrang.
Het komt mij voor, dat de analysen van het water der têlaga Bodas en der
tji Papandaijang, beide door A. Waitz bewerkstelligd, welke medegedecld zijn
geworden in mijne „Reisen durch Java" bladz. 261 en 268, minder vertrouwen
verdienen dan deze, uithoofde het water dezen keer met de vercisclile bchoedzaanihoid
was bewaard cn verzonden geworden.
mm _
lî
jii i r
1361
voorhanden; ') nadat dit gesteente geheel cn al is ontbonden,
vormen deze zclfstandigheden den kratermodder, die meerendeels
uit kiezelaarde bestaat; 4» de veerkrachtige vloeistoffen,
die uit de kraters der Javasche vulkanen opstijgen, bestaan
uit waterdamp, zwavelwaterstof-gas, maar hoofdzakehjk uit gasvormig
zwavelig zuur; dit zwavelig zuur lost zieh op in het
water der aanwezige beken, meren of kleine poelen, trekt
zuurstof uit de lucht aan en gaat over in zwavelzuur. üithoofde
nu dit zwavelzuur zieh niet kan verbinden met de
aanwezige kiezelaarde, zoo zijn het hoofdzakelijk kalianthonaarde,
waarop zijne werking wordt uitgeoefend en waarmede
het zieh verbindt; alle vereischten tot het doen ontstaau van
zwavelzure kah en zwavelzure thonaarde, d. i. «/«¿w, zijn derhalve
voorhanden. De kiezelaarde wordt door de werking van
het stroomende water mechanisch weggevoerd en in de beken
en meren, als een wit bezinksel, op den bodem teruggevonden;
5« in vele kraters, en wel op die plaatsen des bodems, welke
voehtig zijn, zonder echter onder water te staan en waar het
opstijgende zwavelige zuur in onmiddellijke aanraking komt
met den dampkring en met de oppervlakte der onlbondene
rotsen, wordt werkelijk aluin gevormd, die zieh in de gedaante
van vederaluin (Bisulphas aluminae) in lange, asbestachtige
kristallen ophoopt. Dit verschijnsel wordt onder anderen waargenomen
in de telaga Leri, en voornamelijk in den Wajang,
alwaar deze zelfstandigheid in eene zeer groote hoeveelheid
voorkomt.
Op grond van het hier boven aangehaalde mag, naar mijn
oordeel, met voldoende zekerlieid worden aangenomen, dat
met slechts het geanalyseerde water des Idjen, maar insgelijks
dat der overige Javasehe kraters, der beken, welke die kraters
doorstroomen, of der meren, die er in worden gevormd, behalve
andere bestanddeelen, hoofdzakelijk zwavelzure thonaarde
bevat. Zeer waarsehijnlijk is het, dat eenige dier beken
•) De bestanddeelen van den veldspaath zijn, volgens Gnielin: kiezelaarde 66 0,
thonaardo 17,5, kali 16,5,