
-T-r"
ISIÄ^
II
1
936
iiiij vei-giind liierbij de opnierkingen te vocgen, welke ik bij het
bekliiniiien van den berg van de zijde van Eesoeki, in 1838,
lieb gemaakt.
Ten einde zieh allereerst een algemeen denkbeeld te vormen
van zijne uiterlijke gedaante en betrekkelijke grootte, werpe
de lezer een blik op de volgende profielen. In Ringyit Figuur ö
ziet men de westelijke zijde van het noordelijke en hoogste
gedeelte des bergs, hetwelk aan de zee paalt en bij uitnemendheid
goenoeng Ringgit, of goenoeng Agoeng wordt geheeten,
gezien uit eene slreek westwaarts van Besoeki. — In Ringgit
Figuur 2 wordt het geheele gebergte, met inbegrip van den
zuidelijken halven kring: goenoeng Ranoe, afgebeeld, gezien van de
oostelijke zijde, namelijk, van een punt van den grooten weg,
hetwelk 1 paal oostwaarts van Sitoebondo is gelegen. De gestipte
lijn strekt ter verduidelijking van zijne voormalige gestalte en
hoogte, vöör de uitbarsting van 1586 plaats greep. — Ringgit
Figuur 3 vertoont de zuidoostelijke zijde van den Ranoe en
van den Ringgit, welke tot aan het Strand der zee voortloopt,
gelijk de besehouwer dezelve van den 7,265 voet hoogen rand
der kawah Idjen, over den zoom van den goenoeng Kendeng
heen, ontwaart. Deze g. Kendeng strekt zieh, zonder ergens afgebroken
te worden, voort tot aan den Koekoesan enden Rawon,
van welken laatstgenoemden berg wij de oost- noordoostelijke
zijde beschonwen. Het ver verwijderde Ajang-gebergte vertoont
ons zijne oostzuidoostelijke zijde; nog verder op den aehtergrond
rijst, ter linkerzijde, de Semeroe opwaarts.
Wij onderseheiden derhalve ten dnidelijkste twee gedeelten
des bergs, welke verschillend van gedaante zijn: 1« de noordelijke
helft goenoeng Ringgit, welks znilvormig uitgetande
top, aan de westelijke, oostelijke en noordelijke zijde met eene
gelijkmatig glooijende kegelhelling benedenwaarts daalt; zijn
voet, die zieh tot in de zee uitstrekt, vormt eene kaap in
de gedaante van een sehiereiland, hetwelk tusschen Besoeki en
Panaroekan noordwaarts vooruitspringt; naar het zniden echter
is de top steil afgebroken en stört hij met verscheidene körte voorsprongen,
ter diepte van verscheidene honderd voet loodregt
937
nederwaarts. Duidelijk doet hij zieh aan het oog voor als lust
noordelijke segment van een verbrokenen kegel. De hoogte dezer
zuil wordt op 3,500 geschat. — De zuideiijke helft, welke
veel grooter van omvang is, doch eene geringere hoogte bezit
en slechts ongeveer 2,300 voet, derhalve 1,450 voet hooger dan
Bondowoso, boven den spiegel der zee rijst. Dit gedeelte des bergs
vormt een kringvormigen rüg, welks bolronde zijde naar het
zniden is gekeerd; naar het zuidwesten, zniden, znidoosten en
oosten gaat hij met eene zachte en gelijkmatige hclling in de
vlakten van Bondowoso en van Pradjakan over, tcrwijl hij met
zijn noordelijk hol front, dat vegj steiler afdaalt, naar den
zuidelijken wand van den goenoeng Ringgit toegekeerd is. Zijn
middenste gedeelte wordt bij Bondowoso goenoeng Ranoe geheeten;
zijn oostelijk uiteinde wordt, bij Pradjakan, goenoeng
Koekoesan en goenoeng Panaroekan genoemd. (Zie vroeger.)
Hij vereenigt zieh aan beide zijden met 'den Ringgit; eene
oppervlakkige beschouwing van de Stelling, welke hij ten opzigte
van dit gebergte inneemt, is voldoende orn de overtniging
te verkrijgen, dat hij daarmede een geheel uitmaakt, en dat
beide het benedengedeelte van een voormaligen kegelberg
vormen, waarvan het overige middengedeelte is verdwenen.
Het gansehe terrein, dat, ter breedte van 3 ä 4 palen, door
den Ranoe wordt omringd en zieh tot aan den wand van den
Ringgit uitstrekt, doet zieh aan het oog voor als wäre het
door eene instorting of verzakking gevormd, welke zelfs lager
is dan de Ranoe; het is een doolhof van woest dooreengeworpene
bergtoppen en spitse punten, waar tusschen valleienen diepe
kloven heenloopen, een wäre chaos, de ruiue van een gebergte,
waarschijnlijk bestaande uit de overblijfselen des voormaligen
kegels, welks bovengedeelte werd verbrijzeld en instortte. —
Ringgit Figuur 2 geeft een duidelijk beeld van deze ligging
en onderlinge verhouding der genoemde bergen. — Misschien
had het gesteente van dezen berg, alvorens die gebeurtenis
plaats greep, reeds in zekere mate zijne vastheid verloren, was
het door eene reeds eeuwen durende werking van zure dampen
ten halve opgelost geworden; dat eene dei-gelijke gebeur- i •
V I
i ;