
mm
't t ii-:1 1'
•ä!
fi t
fi
if •
iiaii den noordelijken voot van den bcrgloj) Ponljak Ijai, en
wordt goenoeng Malang geheeten. De hoogte bedraagt, volgens
niijnebaromcter-waamemingen, 5,715 voct. De pas over de eersto
keten heeft bijna juist dezelfde hoogte.
d9. Galoenggoeng, bladz. 124. Te oordeelen naar de beschrijving
yan Lyell heeft het dal «Val dcl Bove», gelegen aan
de oostelijke zijde van den Etna op Sicilie, eene treffende
overeenkomst met twee Javasche krater-spleten, namelijk, ten
eersten met den goenoeng Galoenggoeng en ten anderen met
het groote noordoostelijke splijtings-dal van den Tengger. Slechls
de verticaal gerigte gesteente-gangen, waardoor zieh de wanden
van den Val del Bove kenmerken, mist men op Java gebeel
en al. Wat echter betreft de lava-stroomen, welke al kronkelend
Over den bodem van het zoo evengenoemde dal van den Etna
zijn gevloeid, deze vindt men, met eene treffende gelijkenis, terug
in het spijtings-dal des Tengger.
28. Moerio. Toevoegsel, behoorende tot bladz. 345; te dezer
plaatse is de berg Morea genoemd. In 1843 werd hij, op den
lo''"" October en de daarop volgende dagen, bezoeht door den
heer J. K. Hasskarl. >) Hij begaf zieh van Koedoes naar Dawe,
klom van daar bergopwaarts naar den pasanggrahan Tjolo, welke
op eene hoogte van 2,300 voet aan de zuidelijke, of, juister
gezegd, aan de zuid-zuidoostelijke helling diensbergs is gelegen.
De naam Moerio of Moeria wordt eigenlijk sleehts gegeven aan
een voorsprong, welke hooger dan Tjolo, aan de zuidoostelijke
helhng gelegen is, terwijl sleehts een van de hoogste toppen
des bergs bekend is onder den naam van goenoeng Djapara.
Later werd de benaming Moerio aan den ganschen kegelberg
gegeven. Op den zoo even genoemden voorsprong, ter hoogte
van ongeveer 3,000 voet, worden de ruinen gevonden van een
grafgesticht, hetwelk ten deele uit gebakkene steenen, ten deele
uit trachiet-blokken gebouwd was; van het gansche gedenkteeken
is weinig meer overig dan vierkante, nevens elkander oprijzende
') Zie zijne „Reise nach dem Berge Djapara," etc., opgenomen in de; Flora oder
allgomeino botanische Zeitung. Regensburg, 1847, p. 641 en volg.
1223
en door middel van trappen met elkander verbondene terrasseii,
van welke het hoogst gelegene nog door eene borstwering is
omgeven. Naar hetgeen door de inboorlingen wordt vermeld,
moet alhier een Soesoehoennan, Moerio geheeten, zijn begraven
geworden; dit verhaal heeft echter niet veel waarschijnlijks,
dewijl Valentijn een gansch ander oord, dat dagreizen
ver van hier verwijdeixl ligt, nanielijk, Cheribon, als de begraafplaats
van dezen vorst opgeeft. i)
Volgens den heer Hasskarl werd de naam van dezen vorst
of heilige, «Moerio,» eerst aan den voorsprong en vervolgens aan
den ganschen berg gegeven, die thans door de Europeers gewoonlijk
goenoeng Djapara wordt geheeten. (Bij de Javanen
daarentegen is sleehts eene spits van denzelven onder dien naam
bekend.)
De wouden, welke den berg bedekken, waren, tot op eene
zeer groote hoogte, door dorre Alang-velden afgebroken. Behalve
den voorsprong g. Moerio, welke 3,000 voet hoog ligt enden
nog hoogeren voorsprong g. Basar setan, die eene hoogte bereikt
van 3,400 voet en boven den eerstgenoemde oprijst, —
beide worden aan de zuidelijke helling van het geborgte, zuidzuidwestwaarts
van den top goenoeng Tjimbangan aangetroffen,
— is de schedel van den voormaligen kegelberg in vier
hoofdtoppen gesplitst, welke meerendeels door Hasskarl werden
beklommen. Het zijn de volgenden: Nergo tjimbangan, hoog
4,700 voet, een der oostelijkst gelegenen; van dezen top werden
de volgenden gepeild: Nergo piloso, hoog 5,500 voet, in
het noordwesten, Djapara in het west-noordwesten en Kedan
bedjidji, hoog 4,000 voet, in het west-zuidwesten.
Het zijn deels lijstvormige, smalle kämmen, die bijna lijn-
Valeutiju verhaalt in Oud- en Nieuw-Oostindie, IV. p. 70, dat deze Moerio
Cheribon begraven ligt, en geeft zelfs eene besehrijving en afteekening, op pag. 16,
van het grafgesticht (zie tab. E.), hetwelk door diens zoon moet zijn gebouwd
geworden. Volgens Hasskarl heeft deze besehrijving en afteekening zeer veel overeenkomst
met den zoogenoemden tempel op den goenoeng Djapara, terwijl datgene,
hetwelk door Valentijn omtrent dezen heilige, die in den aanvang der I5Je
eeuw moet geleefd hebben, wordt medegedeeld, in vele opzigten overeenkomt met
do verbalen door de inboorlingen te dezer plaatse aan Hasskarl gedaan.
-fil
i
I