
( !
v }
I
I i iI i iW fsi Ä
1 2 4 8
voel. De bcrg, welke bij de zeevarcnden bekend is onder den
naam vaii: Piek van Lombok, die door de inboorlingen goenoeng
llindjani wordt geheeten, maakt slechts een zeer gering gedeelle
er vaii uit, namelijk, den hoogsten, noordoostelijken top ecner uitgestrekte
bergraassa, in welker middengedeelte een meer van
helder water ligt; dit meer heeten de inboorlingen ((Danoe))of
«Segara anakan» en ligt, naar schatting van den beer Zollinger,
7,800 voet boven den Spiegel der zee. Aan den oever van dit
meer, hetgeen nergens een uitloozingskanaal bezit, ontwaart
men eenige helderblaauw gekleurde plekken; waarschijnlijk
zijn het bronnen van heet, zwavelachtig water. Het meer is
onu-ingd door geborgten, welke een wijden, onafgebroken kring
omhetzelve uitmaken; op vier verschillende plaatsen rijzen deze
gebergten in kegelvormige toppen opwaarts, die zieh verre
boven de overige deelen van den kring verheffen. Hunne ligging
ten opzigte van het middenpmit van het meer en de hoogte,
waarop zij zijn gesehat geworden boven het niveau van het-
2clve, — dat aangenomen werd 7,800 voet hoog te liggen, —zijn
als volgt: de Wajang, gesehat op 1,700 voet, gelegen aan denoordelijke
(noordwestelijke?) zijde; — de Sankarean op 2,200 voet,
aan de ziiidwestelijke zijde; deze top werd door den reiziger beklommen,
die van daar de overige deelen van het hier beschrevene
landschap aanschonwde, dat zieh door eene buitengewone woestheid,
doch verhevene grootheid van vormen kensehetst; — de
Bandcira, gesehat op 1,200 voet, een ketenvormige, in delengte
nitgestrekte bergtop aan de znidelijke en zuidoostelijke zijde, en
eindelijk de hoogste van allen, aan denoordoostelijke zijde, Jitndjani,
welke bij uitnemendheid: de piek van Lombok wordt geheeten;
deze bergtop verheft zieh in de gedaante eenskegels, naar
schatting, niet minder dan 4,000 voet boven het meer. De gansche
• iiitgestrektheid des kegels tot op 2,000 voet beneden zijn top,
die waarschijnlijk door een kleinen krater doorboord is, mist
alle Spören van plantengroei en vertoont zieh allerwege kaal en
zandig. Tnssehen den oever van het meer en de helling van de
oostwaarts (zuidoost- en noordoostwaarts ?) van hetzelve gelegene
bergtoppen:Bandeira en Rindjani ligt eene vlakte, die slechts met
I K'.
1 2 4 9
laag groeijend gras bedela en door enkele Tjemoro-boomcn is
beschaduwd. In het middengedeelte derzelve verheft zieh binnen
een kring, welke zieh scherp van het omringende gedeelte der
vlakte afscheidt, een zwarMeuvige, met steenbrokken overstelpte
kegel, «goenoeng Api» geheeten; zijn benedengedeelte
bestaat uit concentriek oprijzende terrassen, die elkander als
omvatten, derhalve trapvormig boven elkander liggen, en het
kringvomiige, in terrassen afgedeelde voetstuk van den zoo evengenoemden
berg uitmaken; het hoogste der zoo even genoemde
terrassen gaat over in de helling van den goenoeng Api. De top
van dezen berg, welke met zwavel is bedekt, ligt ongeveer 700
voet boven den spiegel van het meer en vormt den rand eens kraters,
welke denzelven doorboort, die, als de centraal-krater van
het gansche geborgte, nog voortdurend dampwolken uitbraakt.
70. GOENOENG TOMBORO.
Onder alle bekende vulkanen der gansche aarde is er geene,
welke zulk eene groote, zulk eene vreesselijke uitbarsting heeft
ondergaan als deze vulkaan, die, ten jare 1815, den ganschen
Indischen archipel deed sidderen, een groot gedeelte van denzelven
in duisternis hulde en wiens schrikwekkend gedonder
zieh 260 geographische mijlen in het rond deed hooren; deze
berg verheft zieh, zoo ver ons bekend is, geheel gei'soleerd,
zonder met andere bergen verbonden te zijn, op het noorder
Strand van het eiland Soembawa. i) Even als de Moerio,
de Ringgit en de Boeloeran op het eiland Java, rijst deze
berg aan de eene, d. i. westelijke en noordwestelijke zijde
onmiddellijk uit de zee opwaarts. Zijn voet vormt aklaar de
kaap (oedjoeng) liasi, d. i. het zeewaarts gekeerde noordwestelijke
uiteinde van dat gedeelte van het eiland, hetwelk
ten oosten van den grooten zeeboezem van Soembawa, noord-
•) Deze borg verheft zieh in het voorraalige koiiingrijk Tomboro en maakt de
eenige berg uit v.an het rijk, waarin hij wonlt aangetroffen en waarvan hij zijnen
naam ontleent, iiuUen het de berg niet is,welke zijn (vroogor bestaanden) naam aan
het rijk heeft gegeven. Tomboro is de uitspraak der Javanen; de Malcicrs en Arabieren
zeggen Tamboni.
hilffüLijt
iflftr. •
ät-LfS
1*1
m
ii'.a
m
\\
' I i