
I -m
h i:
ii;
I i'
I I'
t I.
710
rei). ') Den Javanen vaii Welingia was de naam van dezen aloiiden
Zetel van de godsvereering- der Brahmanen onbekend; geheel
vergelen lag hij hier in de duistere Avouden begraven en geen
andere toegang leidde tot denzelven dan de paden der bantengkoeijen,
wier versehe mest alhier op de terrassen in het rond
verspreid lag.
Längs dezelfdebergribonzen weg vervolgende, kwamen wij, al
hoogerklimmende, nog over verscheidene vlaltke voorsprongen ,
alvorens de eigenlijke kegel van den Xawi zieh steiler begon te
verheffen. Heeds ten Si/^ ure begon er een zachte regen te vallen,
ten gevolge waarvan de bodem moerassig en wij eindelijk geheel en
al doornat werden. De Javanen, die, gelijk bekend is, zieh hoogst
ongaarne aan den regen blootgesteld zien, wilden overal, waar de
helling slechts eenigermate vlak was, halt houden en hutten opslaan;
slechts met de grootste moeite dreef ik Iien, tot gi/a ure,
tegen de helling op, en gaf toen, overtuigd zijnde, dat wij de
kruin niet meer konden bereiken, de toestemming om halt te
maken.
In gestadigen regen en wolkennevel legerden wij ons aan eene
steile helling, alwaar geen vlakken grond, ter breedtevan eene
hand, te vinden was 5 wij haastten ons eene groote menigte
sehermachtige bladen der boomvarens te kappen, ten einde daaruit
een dak te Tormen; op deze hoogte was hiertoe geen betere
bouwslof te vinden. Ik liet de kleine hut onder den voorover hellenden
stam van een Agapetes-boom brengen en ontdeed mij allereerst
van mijne natte kleederen 2), terwijl eenige andere Javanen hont
bijeendroegen en vnren ontstaken, wier heldere vlammen weldra,
") Dit standbeeld namen wij mede naar de krain des bergs, alwaar het is blijyen liggen.
Vele reizigers en Tooral leden der natuurkundige conimissie, welke de gebergten
van Java en van Sumatra bezochten en alles niet zoodanig hadden ingerigt om
Un allen iijdß, b. v. in een waterdigten koffer, van leder vervaardigd, drooge kleederen
met zieh te voeren, hebben aan de gevolgen van het doornat worden liet leven verloren.
Zonder eenig nadeel draagt men natte kleederen, zoolang men in beweging
bhjft, maar zij hebben een des te nadeeligeren invloed, zoodra men zieh niet van
dezelven ontdoet, wanneer meu de beweging staakt en halt maakt. Heeft men dan
tevens eene grootere hoogte in het gebergte bereikt, zoo brengen zij eene konde te
Weeg, welke de tanden doet klapperen en - biiikloop en koorts zijn er de gevolgen
van.
711
tot vreugde van allen, op zes verschillende plaatsen opflikkerden.
Intusschen verdeelden zieh de wölken; hoorbaar suisde de wind
door de Casuarina's en weldra seheen de vriendelijke maan aan
den door sterren verlichten hemel; alles voorspelde ons eenen
schoonen morgen. Rijst en koffij werd nn gekookt en weldra
vergaten wij, op een leger van boomvaren-bladeren, omringd door
de knappende wachtvuren, alle moeijelijkheden des daags.
Den September.
Onze hoop was verwezenlijkt geworden; een heldere, blaauwe
hemel zag door het loofgewelf op ons neder, toen wij den
volgenden morgen door het ochtendgezang Aer Bluscieapa eantatrix
i) werden gewekt. De luije slapers, die nog om het vuur
lagen te renken, werden weldra door een ontbijt, uit koffij bestaande,
verkwikt, — langzaam bragten zij den geringen last op
hnnne schouders en toonden zieh vervolgens bereid om verder
bergopwaarts te khmmen. Noordwaarts en in het noord ten Westen
van de steile helling waarop wij ons bevonden, door eene diepe
dalkloof daarvan gescheiden, ontAvaarden wij de noordelijkste
bergmassa van den Kawi, als eene lang nitgestrek te, bijna van het
oosten naar het westen voortloopende bergnok, welker binnenste
(naar ons toegekeerde) zijde tamelijk steil afdaalde. Mijne Welinginers
noemden dit gedeelte van het Kawi gebergte: goenoeng
Radjegwesi. 2)
Ten 6 ure zetteden wij onzen togt bergopwaarts voort en
drongen wij, immer nog de paden dei' banteng's volgende, verder
door het woud; dit bestond alhier voornamelijk uit Agapetes
vulgaris, Seiadophyllum-soorten en Casuarina montana. Met
vreugde begroette ik den laatsten boom, dezen vertegenwoordiger
t !
< i i M ;l|
U
\ \
' ) Deze kleine bergzangor, welken men aan zijn eigmdommelijk gezang ten allen
tijde herkent, schijnt over gansch Java verbreid te zijn. Het liefst houdt hij zieh
in de zone tiissehen 4 en 7,000 voetop, stijgt zeldzaam hooger en daalt slechts somwijlen
(bij zeer regen- of nevelachtig weder) lager.
De eigenlijke naam van dit geborgte is: goeuoeug Bokong; zoo wordthotzelvc
tloor de bewoners der nabij gelegen dorpen Batoe en Ngantang geheeten, die den
naam van Radjegwesi aan een ganseli anderen borg geven.
.. JS'!