
- ;
^ ;
i
1
1054
Ivoeli's koii ik krijgen; overal, waarheeu ik mij ook begaf, zouden
zij mij volgen; liij zelf zou mij begeleiden en voor dit alles,
bohocfde ik geen enkelen cent te bctalen, tenzij ik zulks
volslrckt zou verlangen,» cnz.
Helgeen zoo even is vermeld, heb ik bijna altijd door het.
godi-ag der Javanen bevestigd gezien. Ik zou vs'el eens willen
weten, lioeveel koffyboonen diegenen hopen te ontvangen, die,
als voorstanders der zoogenaatnde vrije cultuur op Java, verlangen,
dat het.aan de inboorlingen worde overgelaten, orn tegen
betaling van goed geld, zoo veel of zoo weinig koffijboomen te
planten, als zij, — zonder daartoe gedwongen te worden, uit
eigene beweging, namelijk, — zullen willen doen. Ik voor mij
ikhoudmij overluigd, dat de Javaan uit eigene beweging m(i\,
meer zal planten dan voor zijne eigene bchoefte zal worden
vei-eischt, en dat liij, zoodra de regeling van den arbeid aan
zijne vrije keuze wordt overgelaten, jaarlijks geen dozijn koffijboonen
aan de Europesche markt zal brengen.
Wil men, dat de Javaan vrijwillig plante, dat hij tegen billijke
vergoeding eene groote hoeveelheid producten aflevere,
zoo zorge men eerst, dat het aantal zijner behoeften vermeerdere,
maar bovenal dat hij de genoegens eener Europesche levenswijze
en artikelen van weelde leere kennen/ AI de behoeften,
welke hij thans heeft, kanhijinzijn eigen land bevredigen; om
dezelven te voldoen, behoeft hij zieh geen 3 palen van het
dorp, waar hij gevestigd is, te verwijderen!
Het karak-ter der Javanen schijnt in den loop van twee
t>euwen geene bijzondere verandering te hebben ondergaan.
Het oordeel toch, dat in 1656 door een Nederlander over den
inborst der Javanen werd geveld, is van dien aard, dat het
als eene naauvvkeurige schildering van den Javaan van onzen
tijd mag beschouwd worden; möge het voorbeeld en de invloed
der Europeers eenige wijziging hebben te weeg gebragt in sommige
karaktertrekken of eigenschappen des Javaans, op zijn
karakter in het algemeen is het nog heden van toepassing.
Het zij mij vergund alhier eene merkwaardige plaats aan te
halcn uit cen werk, -waaivan waarschijnlijk slechts een gering
1055
aaulal exeniplaren bestaat; het bevat eene reisbeschrijving van
de hand eens ongenoemde, die, op last der toenmalige Oosl-
Indische Compagnie, herhaalde malen naar het hof des Keizers
werd gezonden. >)
« Om de nature der Javanen kortelijck uyt te beeiden, heeft
men maer te seggen dat de gebreecken ende ondeughden in
haer soo voTltomen zijn datmen weynigh deughden daertegen
weet te vinden, sy zijn ongelooffelijck geveynst om hun quaet
met sehija van goet te bedecken, seer wispelturigh, ende traegh
in haer voornemen: seer trots, hoovaerdigh, en ambitieus.
Twee Heeren malkanderen op straet gemoetende sullen hun
gesicht smadelijck d'een van d'ander wenden, een yder sich
inbeeidende de grootste te wesen: onmatigh brandende van
gierigheyt, ende daerom seer diefachtigh: seer luy tot den
arheyt nochtans uyt vreese seer willigh als haer 7 selve
door dwangh opgeleyt wei^t van den meerderen daer onder
sy beseheyden zijn: onmatigh luxurieus, het Turckse gebreck
haer nochtans geheel niet aenhangende, daermen sclfs onder'
haer niet van weet. By haer ambitie zijnse seer moordadigh,
ende ontrouw, wenschende na malkanderens doot, den Vader
den Soon, ende den eenen Broeder den anderen, ende de Soon
den Vader gaerne doodende, soose den Koningh maer behagen
können, ofte in staet verhoogen. In 't dooden van malkanderen
zijnse wreet ende onbarmhertigh, de lancksame ende pijnlijcke
doodt met vermaeck aensiende: aen de stervende selfs siet men
geen veranderinge: men hoortse niet kicken, noch sielse niet
eenen traen laten; selfs seer seiden onder Vrouwen en Rinderen
die omgebracht werden. Ick hebbe dit diversche malen voor
mijn oogen gesien: onder andere verscheyde gesien rabraken,
die niet een woort Spraken, noch haer wesen veranderden. In
den Oorlogh zijnse vertsaeght, ten zy datse benaut zijn, ofte
9 Javaense reyse, Gedaen van Batavia Over Samarangh Na de Konincklijcke
Hoofd-plaets Mataram, Door de Heero N. N. in den Jar e 1656. Waar inne den wegh
nyt Samarangh na Mataram, mitsgaders de Zedon, Gewoonten, en Regeringe van
den Sonsouhonnan, Groot-machtighste Koninok van' t Eyland Java, nauwkeurigh
worden besehreven. Tot Dordrccht, 1666.