
* !'
1. li
682
worden gcbraden^ wij troostteii ons over onze gruwzaanilieid
met de noodzakelijkheid van het noodlot, dat te zijner tijd
even zeer menschen als dieren verslindt. Wij bekwamen een
vrij goed avondeten, waaraan, niettegenstaande de bekende
spreuk: «vele koks, enz.,» — ten minste tien verschillende
scheikundigen, de WMono in eigen persoon daaronder begrepen,
de band gehad hadden; >) wij schreven en koutten voort tot
aan middernacht met de Javanen, wier gesprek voornamelijk
over tijgers en andere bewoners dezer wouden liep.
Naar Iran zeggen, kernen in '^deze wouden de volgende grootere
diersoorten voor, welke allen, met nitzondering van de
apen, slechts des nachts rondzwerven: 1". de aap Monjet
(Cercopithecns cynomolgns); 2". de aap Loetoeng (Semnopithecus
manrus); 3". de aap Kowi (Semnopithecus pyrrhus
Horsf.), welke eene bruinachtig roode kleur heeft; 4». de aap
Oewa-oewa (Hylobates lenciscus), die slechts zeldzaam wordt
aangetroffen; S". de aap Toekang (onbekend), welke veel overeenkomst
heeft met de vorige soort, maär geen gelnid geeft; G». herten;
7". reeen; S». wilde zwijnen; 9o. Andjing adjag (Canisrutilans),
wilde honden van eene roodachtige kleur; lO». Andjing
gigi (onbekend), eene kleinere hondensoort, roodachtig met dünnen,
kortharigen staart; llo. het dier Loewak (Paradoxurus
musanga), dat jagt maakt op hoenders; Kantjil (Moschus
javanicus), de kleine muskusree, wordt veelvuldig aangetroffen
(zonder horens); 13o. Banteng (Bos sundaicus, Temm.); wilde
koeijen, die zoowel op den Keloet als op den Rawi veelvuldig
worden gevonden; de stieren zijn zwart, met witte pooten,de
koeijen bruinachtig rood; somtijds worden, naar man zegt, insgelijks
enkele zwarte koeijen gezien. Wilde buffels (karbouwen)
ziet men hier niet, evenmin als rhinocerossen; voor S jaren
werd er hier een geschoten, welke van het Zuidergebergte
kwam (van den goenoeng Kidoel). Veel werd er gesproken van
het dier S a n l e n g , dat kleiner dan eene ree is, maar in gedaante
Ik ben in Europa, mij onder z. g. Christenen bevindende, rimmer met ziilk
cene gnlle wastrrijhoid onlliaald geiTorden. — Goede .Jnvanen!
Dat de zwarte tijger slechts eene verseheidenheid (varietas) in kleur is van den
matjan toetoel is bewezen geworden; eene gevangene zwarte tijgerin kreeg een
gcwoon gevlekt jong.
Ali
683
overeen moet komen met een stier en ook horens heeft; niemand
echter had het met eigen oogen gezien. Buitendien komen vier
iy^ersoorten voor, namelijk: 14». Matjan loriik (Felis tigris),
de koningstijger, met zwarte strepen op eene gelehuid, die niet
hoog kan klauteren; 15». Matjan ioetoel (Felis pardus), de
panter, met zwarte vlekken op een geel vel, welke kleiner is
dan de vorige; 16". Matjan komhang (Felis pardus var. nigra),
eene varieteit der vorige soort, waarmede zij geheel en al overeenkomt,
uitgenomen dat zij zwart is . i) Deze beide soorten
zijn zeldzamer dan de koningstijger en kunnen tot in de hoogste
toppen der boomen klimmen; IT". Matjan gögor (Felis, onbekende
soort), ter grootte van een hond, met kleine zwarte
vlekken op een geel vel; zij is nog zeldzamer dan de vorige
soorten; IS". Matjan rmiipak (Felis minuta), de gewone
wilde kat, welke veel voorkomt.
Blitar^ den dS'^"'^ September, d844-. (^Des middags.)
Vroeg in den morgen vertrok ik van Bx-eni en kwam ten 8
ure alhier aan; hier heb ik de beschrijving der kraterkloof van
eergisteren en die, welke ik gisteren in Breni heb ontworpen,
in orde gebragt en met toevoegsels en verbeteringen tot de hier
voorafgaande schets te zamen gesteld; alvorens ik ter afreize naar
Welingin mijn paard doe zadelen, wil ik nog dat weinige er
bijvoegen, hetwelk ik omtrent de geschiedenis van den vulkaan
heb kunnen vernemen.
Uitbarstingen.
(Uithoofde deze, in 1844, geschrevene schetsen eerst thans (in
1830) in Europa gedrukt worden, ben ik in de gelegenheid
verscheidene bijzonderheden nopens de geschiedenis des vulkaans
hierbij te voegen.)
I n dOOO. Ongeveer in het jaar 1000 na Christus had, naar
Ti'',.
1 • ; ;
r:! I
• : : ;
•I
M.