
fi'
J\
I
den. Langzamerhand verdwencn dorpen en bebouwdc veldcn;
wij kwamen eindclijk in ecne graswildernis aan, \oornamelijk
bedckt met Alang-gras, ter hoogte van 2 á 3 voet, waar tusschen
hier en daar Glagali-gras werd aangetroffen, dat drie
u vierwerf hooger groeide en waarmede de gansehe, zaeht hellende
benedenhelft des bergs heinde en verre was bedekt.
Slechts hier en daar zag men enkele verstrooid staande boompjes
op deze grasvelden, die een geringen lommer om zieh verspreidden;
nu eens waren het Acacia's {A. umbraculiformis),
elders Ploso-boomen (Butea frondosa), dan weder Malaka
(Einbhca officinalis Gärtn.); het menigvuldigst echter kwam de
pohoen Talok der Javanen, tot de familie der Tiliaceae behoorende
(ki Sampora door de Soendanezen geheeten), zijnde Grewia
cellifolia Juss. (syn. Grewia inaequalis Bl. bijdr.) voor, welks
körte, veelal krom gegroeide stam en läge, rondachtige bladerenkroon
de eigenaardige physiognomic dezer grasvelden en
grashellingen daarstelt.
Over een weg, die eerst nieuwelings tusschen het gras dezer
velden was gebaand geworden, Stegen wij in de rigting van het
noord-noordwestcn allengs opwaarts; de boomen werden van
lieverlede zeldzamer en slechts van tijd tot tijd deed zieh nog
een enkele Talok-boom bespenren, en de Alang vormde eindelijk
het eenige bekleedsel van den bodem, die weldra van alle
geboomte verstoken was; eentoonig en tremig doen dehellingen
zieh onder dergelijk bedeksel aan het oog voor, hetwelk eerst ter
hoogte van 5,200 á 5.300 voet door oorspronkelijke wouden
wordt vervangen; met scherp geteekende grens Scheidt deze grasbodem
zieh van de wouden, welke, slechts in de bergkloven,
zieh streepsgewijs 5 á 700 voet lager benedenwaarts uitstrekten.
Ten 10 ure bereikten wij deze wondgrens, alwaar, op eene
vooruit springende rib, een kleine pasanggrahan uit boomstammen
gebouwd, benevens verscheidene nevengebouwen en stallingen
werden aangetroflFen, welke plaats door onze begeleiders
pondok Toenggoel rono werd geheeten. Van achteren en ter
zijde werd dezelve ingesloten door het woud, terwijl het kleine
terras, aan de voorzijde van het gebonw, in de grashelling
-1 H
overging en een verrukkelijk vergezigt verschafte in het laaglami
van Malang, dat zieh tot op een verren afstand van daar uitstrekte.
De hoogte dezer plaats boven de oppervlakte der zee
bedroeg 5,345 voet. ^
Ik vond te dezer plaatse een voorlrelfelijk ontbijt en maakte
mij, terstond na de aankomst van mijne bedienden, die de
instrumenten droegen, ten 12 ure gereed tot het hervatten van
mijnen togt, waartoe de pläatselijke beambten welwillend de
noodige voorzoi'gen hadden willen nemen. Het geboomte, dat
wij in deze Streek aantroffen, bereikte gemiddeld eene hoogte
van 50 voet, was met mos bedekt en had regte, slanke stammen
5 voornamelijk wai-en het eiken, welke hooger op allengs
door Casuarina's werden vervangen. De bodem bestond uit een
zwarlachtig bruine, zeer losse tuinaarde, welke tusschen de
Casuarina's op enkele plaatsen met jonge Acacia's, met eene
Desinodium-, benevens eene Ocymum-soort was begroeid, terwijl'
een digt kreupelhout van eene Senecioidea denzelven op
andere plaatsen bedekte. De nieuwelings gebaande weg liep
in eene lijnregte rigting, en op sommige plaatsen zeer steil,
tegen de rib op; in plaats van even als vroeger zieh naar.het
noord-noordwesten te rigten, wendde hij zieh met de rib naar
het nooi'den heen. Tusschen het kreupelhout der steil en regelregt,
doch met eene zachte welving opwaarts loopende bergrib,
huppelden een aantal zwar te vogels rond, die al het voorkomen
van lijstcrs hadden en volstrekt niet sehuw waren. Weldra
bestond het woudgeboomte uit niets anders dan uit Casuarina's,
die zieh verstrooid en op grooten afstand van elkander op de
bergrib verhieven; maar des te grooter was de verscheidenheid,
welke de flora der kleine kruidachtige Alpenjalantjes vertoonde;
men ontwaarde Plantago-soorten, Euphorbia javanica,
Valeriana javanica, Viola sarmentosa Burgdk., ») Gahum javanicum,
en Pimpinella javana DC.; viooltjes vormden, gansehe
bloembedden, waarbij zieh vervolgens, hooger bergopwaarls,
Pimpinella Pruatjan Molkenb.,-) Wahlenbergia gracilis, Alche-
IfMt.
.lÉìlfis'''
• r , u
') Zie Plantae Jungh. Leiden, 1851, p. láu.
=) Plantae Jungh. p. 97.
('iFml :