
rnmrn
I i
"J
, i
' ' J- 1
>1;
Uil
I
4
C
la licl. dislrikt Modjorédjo (afdecJing Modjokérto der rcsidcntie
Kediri) ten noordwesten eii ten noord-noordvvesten van
den Jiéloet, zijn, voornamelijk door de overstroomingen van de
kali Konto, 125 bouw sawa's en suikerplantaadjen vernield
en met zand en asch overdekt geworden. De vs'aterleiding Djogomajang,
uit de kali Konto, was 200 roeden ver geheel
en al digt gespoekl.
Zoo eindigde deze uitbarsting, welker hevig woeden eigenlijk
slechts een paar nren duurde, doch waardoor ten duidelijkste,
ten gevolge der aangespoelde asch- en zandmassa's, in vele
streken eene ophooging van den bodem plaats greep.
Drie en eene halve maand later wordt uit Kediri nog het
volgendo geineld: «dat de berg Keloet voortdnrend blijken geeft
van hevige onderaardsche werking; bij herhaling worden nog
door dien berg groote massa's water uitgeworpen, welke reeds
meermalen overstroomingen hebben veroorzaakt; de wegen in
het Blitarsche hebben hierdoor zeer geleden en vele bruggen,
zoowel daar als aan den weg tusschen Ngrowo en de hoofdplaats,
zijn weggespoeld; de groote rivier van Kediri is op vele
plaatsen opgevuld met modder en asch, welke door den berg
werd uitgeworpen, zoodat hare bevaarbaarheid hierdoor niet
weinig heeft geleden en bij herhaling ongelukken plaats hebben
bij den afvoer van Gouvernements produkten en handelswaren.»
(Javasche Courant, van den Sept., 1848, n». 72).
Bijvoegsel tot de geschiedenis der uitbarsting van don
tot den October, d826. -
Dat destijds eene uitbarsting van den Pakoeodjo plaats greep,
wordt nader bevestigd door een berigt, hetwelk de toenmalige
Resident van Pekalongan, 0. Holmberg de-Beckfeklt, onder
dagteekening van den 12'i- October, 1826, aan den Lieut.
Gouverneur-Generaal over Neérl.-Indie heeft gezonden. Dit berigt
steunt op officiele mededeelingen van den lieutenant kommandant
Caveline, te Batoer, in welke plaats, hoog in het geborgte
en noordwestwaarts van den Pakoeodjo gelegen, destijds (gedui
ende den Javaschen oorlog) een fort was aangelegd, en wijders
op die van Assistent-Resident van Karangkobar (Titsingh),
die eenige dagen na het plaats grijpen dicr gebeurtenis het
geborgte bezocht.
Deze mededeelingen komen hoofdzakelijk hierop neder. Gedurende
den nacht van den 10'-" op den ll''<" Oclober (1826)
werd men de eerste «schuddingen» van den Pakoeodjo gewaar;
reeds ten 4 ure des morgens van den ll'^"" vernam men eenige
geweidige ontploffingen, «slagen en schokken,» met dien verstände
echter, dat de eigenlijke hevige uitbarsting, volgens den
berigtgever van Batoer, eerst ten 6 ure des morgens aanving
en tot 8 ure duurde. Omtrent dien tijd was het, namelijk
ten 71/2 ure, dat men te Pekalongan, aan de noordkust, eene
zware kanonnade hoorde, die uit eene oostwaarts gelegen
Streek scheen te komen. De Pakoeodjo Jigt zuidwaarts van
Pekalongan en de slagen, welke men aldaar vernam, kwamen
misschien voort uit den Keloet, aan welken vuurspuwenden
berg insgelijks door den generaal van der Wijck de ontploffingen
werden toegeschreven, welke hij te Jogjakerta vernam. Daar
echter het gebulder in allen gevalle een onderaardsch geluid
was, waarschijnlijk voortgeplant door spleten, die ter diepte liggen
van eenige mijlen en zieh van den Keloet tot den Pakoeodjo
uitstrekken, zoo is het bijna onverschillig aan welken der beide
bergen dit gebulder wordt toegeschreven. Na 8 ure werd alles
weder stil in den Dieng, van welks talrijke bergen en kraters
niet een in de uitbarsting van den Pakoeodjo had gedeeld. Ook
in het vorige jaar moet de Pakoeodjo, naar luid dier berigtgevers,
«mede eene soort van eruptie ondergaan hebben.» ')
Latere aanmerking. De kleine, fyngebladerde boomsoort kajoe
Anggring, welke de hoogere zonen van den g. Keloet, even als de
Deze bcrigten ben ik vei-schuldigd aan de welwilleudheid van den heer Weitzel
luitenant bij het corps Jagers, die zieh bezig houdt met het besclirijven en voor de
pers gereed maken van den Javaschon oorlog, geduronde de jaren 1825—1830
gevoerd, en die de vriendelijkheid heeft gehad mij een afschrift der hierboven aangchaalde
berigten mede te deelen. (Getrokken iiit de nagelatenc papieren van den
Liiitenant-Genevaal Baron Merkus de Kock.)
I
{ !