
i: -Jf
I r s 4
, f.!,!
si.
»
1006
dowijl zij als ocn vlak-wrongvorraige verbindiiigskam, die slcchls
lot eene geringe lioogtc oprijst, ccrst naar het zuidooslen,
later naar het oosten voortloopt; hare binncnwaarls gekeerde
zijde heeft eene zachle glooijing en schijnt eerder eene van
lieverlede afdalende vlakte, dan eene berghelling.
Tusschen deze twee heuvelketenen besloten, ligt een smal,
niaar lang uitgestrekt dal; zoowel wat betreft zijne lioogte, als
de horizontale gesteldheid des boderas, zijne kaalheid of althans
schraal plantaardig bekleedsel, hetwelk hij bezit en dat slechts uit
gras bestaat, komt dit dal geheel en al overeen met de beide ZOG
even genoemde ronde vlakten, terwijl het eenige verschil tusschen
dezelven hierin bestaat, dat deze aan het oostelijke uiteinde opeu
hgt; aan die zijde wordt het smaller, namelijk, zuidwaarts van de
beide ronde vlakten en loopt het uit in de beekkloof tusschen
den Pentil en den Rante; tusschen beide bergtoppen heen wendt
het dal zieh door de geopende tusschenruimte naar het zuiden
en vormt weldra eene hoofdkloof van de algemeene, buitenwaarts
gekeerde, of zuidelijke helling des bergs. De rigting
van het dal, in het algemeen genomen, is van het west-noordwesten
naar het oost-zuidoosten.
Als een geheel beschouwd, daalt het «Centraalland» naar
het noorden heen. Slechts hier en daar neemt de bodem de
gedaante aan van eene glooijende vlakte; meerendeels vormt
hij een golfvormig heuvelland, en daalt hij over zijne gansche
uitgestrektheid naar het noorden tot in de nabijheid van den
halven kring Kendeng, alwaar de beken in den vorm van
stralen tegenover de dwarsgerigte doorbraak te zamen loopen.
Dit merkAvaardige hoogland, besloten tusschen den Rawon
en den Idjen, doet zieh derhalve aan het oog vö6r als een ehkele
vulkanische, ketelvormige, van rondsom ingeslotene centraalhaard,
Av aarin een aantal reeds uitgebluschte en nog werkzame eruptiekegels
gevonden vs^orden; de grootsten van deze kegels vormen
Vulkanen ») op zieh zelven, en verheffen zieh voornamelijk op den
Op Java bezitten Vulkanen en eruptie-kegels, uit een genetisch oogpunt
beschouwd, geen kenmerkend onderscheid, hoewel de schrijver van den „Kosmos,,
ten stelligste aanbeveelt beiden zorgvuldig van elkander te onderscheiden.
1007
iS
rand, in den omvamj^ van dit hoogland, alwaar aanvankelijk
trachiet- en vervolgens digte lava-stroomen i) doorhunne kralers
uitgebraakt werden. Deze stroomden van daar gedeeltelijk naar
het middenpunt, werden, uithoofde zij geen uitweg vonden, aldaar
opgestuwd en vormden op die wijze het centrale hoogland, dat
omsloten is binnen den kring, welke door die reeks van kralers
wordt daargesteld. Dit hoogland werd buitendien, in eene latere
werkzaamheids-periode, voor een gedeelte door zandmassa's
verder opgehoogd. De goenoeng Kendeng, welke den Rawon
met den Idjen verbindt, is door mij niet bezocht geworden.
(Is hij niisschien een gedeelte der tertiaire forraatie, naar de
eene zijde, namelijk, naar de vulkanen, d. i. naar het zuiden
opgeheven, gelijk het «zuidergebergte», aan den voet van
den Merapi gelegen, naar het noorden opgeheven werd?)
Alle hier vroeger vermelde heuvelen, kringvormige wallen,
benevens de oppervlakte van het geheele hoogland, bestaan
uit niet anders dan zand. Alvorens wij onderzoeken, welke
steenlagen beneden dit laatste voorhanden zijn, zullen wij den
kraterrand nog eenmaal beklimmen, ten einde van daar met onzen
blik eene reize door het omringende land te doen.
Aan onzen voet Hgt het geheimzinnige kratermeer «kawah
Idjen,» omsloten door wanden, welke, uit zand gevormd, ter
hoogte van 500' boven zijn Spiegel oprijzen; even als de rand
waarop wij ons bevinden, benevens de naastbij gelegene deelen
der buitenwaarts gekeerde hellingen, zijn deze wanden geheel
en al dor en kaal. Oost-zuidoostwaarts van ons standpunt
verheft zieh de stompe, gekerfde schedel van den Merapi; de
hellingen van dezen berg worden overschaduwd door het
bladerendak van Casuarina-wouden, die insgelijks den Rante
bedekken, welks smal toeloopende top, door eene kloof in twee
deelen gescheiden, aan onze zuidwest ten westzijde oprijst. In
het midden tusschen de opgegevene rigtingen ligt reeds het
bovenste gedeelte der helling, welke zuidoostwaarts, naar de
i\
1
') Later zullen wij zien, dat ook de Idjen stroomcn heeft uitgebraakt, welke
llians zeer dikke banken vormen.