
I .ilt
888
Vroeg in den morgen van den 10''"" October vingen wij
onze reis aan; het doel van onzen togt, den top van den Rawon,
viel ons in het zuidoosten, door den gloed der morgenzon
verlicht, in het oog, toen wij in het rijtuig stegen, hetwelk
voor den pasanggrahan in gereedheid stond. (Zie Rawon
Figuur 2.)
Aanvankehjk Hep de "weg, welken wij volgden, in eene oostelijke
rigting van den pasanggrahan door de vlakte, tot aan
haar laagste punt, alwaar eene sterk gebouwde brug, uit balken
en planken te zamengesteld, over de kiüi Sampejan ligt;
vervolgens voerde hijons, —• over een terrein, dat van nu af,
hoewel slechts allengskens hooger rees, -— in de rigting van zuid
54° ten oosten. Nu eens kwamen wij door sawa-velden en dorpen,
dan weder door Dadap-koffijtuinen, die er welig uitzagen; na een
rid van twee uren bereikten wij den pasanggrahan Pakisan (ten 8
nre), welke op den tothiertoe tamelijk vlakken, slechts van lieverlede
oprijzenden noordwestelijken voet van den Rawon gelegen is.
Zuid-zuidwestwaarts van hier, doch in de nabijheid dezer plaats,
verheft zieh de voorbergtop, de goenoeng Woeloean, welken
wij in het zuiden ten oosten van Bondowoso peiklen. Slechts
gras, benevens enkele verstrooid staande boschjes bedekken dezen
heuvel, die aan alle zijden door zorgvnldig bebouwde akkers en
door dorpen wordt ingesloten. Aan het hnis paalt een tnin, waarin
Europesche groenten met het beste gevolg worden geteeld,
niettegenstaande deze plaats slechts eene hoogte van 1,430 voet
bereikt. Deze pasanggrahan is even nitmuntend ingerigt als de
overigen, welke in deze afdeeling worden aangetroffen; hij is zindelijk,
luchtig, koel, net gebouwd, zelfs van een badhuis voorzien;
men herkent hierin, gelijk mede in de goed onderhoudene,
regt aangelegde wegen, de schoone, stevig gebouwde bruggen,
de wachthuizen, de nette aanplantingen, waarin geen onkruid
wordt bespeurd, die allen uitmuntend worden onderhouden, het
bewijs, dat dit alles door de zorgvuldige hand wordt bestuurd,
welke deze afdeeling van Oost-Java tot zulk een hoogen trap van
bloei opvoerde, dat slechts Malang daarmede kan wcdijvercnen
vele anderen in hare schaduw worden gesteld. Tlet is voornamelijk
t\ y»
i^.'-fiipiKlil
889
aan den heer Ch. Bosch, dat de lof voor dit alles behoort te
worden toegezwaaid, die onvennoeid het aan zijne zorg toevertrouwde
landschap doorreist.
Ons rijtuig lieten wij te Pakisan achter^ wij zetteden den togt
van hier, in eene schuine rigting, over den voet van het geborgte
te paard voort. Noordwaarts en noordoostwaarts hep onze weg
aanvankehjk nog door bebouwde streken, verder op echter door
eene zacht nederwaarts dalende vlakte, welke, behalvemet laag
groeijende struiken en verstrooid staande boschjes, slechts met
Alang-en Glagah-gras was bedekt. Uitgestrekte gedeelten dezer
vlakte boden niets aan dan een onvruchtbaren, dorren bodem;
overal kwamen tusschen de schrale aardkorst eene menigtevan
hoekige puinbrokken te voorschijii (breede stroomen van lavapuinbrokken).
Wij troffen nog eenige kleine dorpjes aan, die
eenzaam in deze wildernis verholen lagen en traden later onder
het hoogstammige geboomte van oorspronkelijke wouden; ten
11 Va ure bereikten wij de laatste kleine desa Ardisari, welke,
reeds hooger dan de onderste woudgrens, aan de noordweslelijke
helling des bergs gelegen is./
Tot op dit punt was de rijzing van het terrein zoo zacht
glooijende, dat hetzelve eerder den naam verdiende van eene
allengs stijgende vlakte dan dien eener berghelling. Trouwens
wij waren niet in eene regte lijn, niet in de rigting van den
top opwaarts geklommen, maar in eene schuine, bijna dwarsloopende
rigting over den voet van den berg gegaan; van deze plaats
echter begon de helling zieh steiler te verheffen. Na eene körte
tnsschenpoozing, nadat een zeer sober ontbijt het gewigt onzer
ligchamen misschien eenige oncen zwaarder had gemaakt, zetteden
wij onzen togt verder door het woud voort, waarin wij eene
menigte Fagraea- en Myristica-soorten, benevens Cedrela febrífuga
, en in het kreupelhout Areca pumila met veel Rotan vermengd,
aantroffen; wij vonden hier insgelijks een stroom van
lava-puinbrokken, welke boven de dikke laag van planten uitstaken.
i) L. n" 281 (Bat. n» 91.) Deze lava-soort is zeer fijn
;
0 Onder lava-puinstrooinen moct zoowol hier als oUlers worden verstaan;