
ii I"
850
de steonbrokkeii, die te gelijker tijd werden uitgeslingerd, des
nachts (dit was althans het geval in het benedengedeelle der
zuil) gloeijcnd waren en het gansche gebergte in het rond met
een rood schijnsel verlichtten. Elke minuut telde men 3 ä 4
ontploffingen; de meeste steenen, welke bij die gelegenheid
werden uitgeslingerd, als het wäre uitgeschoten, vielen weder
in den krater neder. Dit alles ging vergezeld yan een oorverdoovend
gekraak, terwijl de grond van tijd tot tijd beeide.
Op den avond van den Februarij beproefde van Herwerden
om den Bromo te beklimmen; deze poging werd echter
verhinderd, dewijl de nedervallende steenen hem dwongen zijn
opgevat voornemen te laten varen. Ja, eene maand later,
namelijk, op den Maart, toen van Herwerden zieh ten
tweede male in het gebergte bevond, bleek het nog ondoenlijk
den eruptie-kegel, dat is, den rand van den werkzamen krater
te beklimmen. De zandzee was vervuld met een dikken damp,
terwijl in den ganschen omtrek zieh een renk van zwavelwaterstofgas
verspreidde. Nu echter volgden de ontploffingen
niet meer onmiddellijk op elkander, maar met tusschenpoozen
van 3 ä 4 minuten; de donder der slagen was echter sterker,
en het aantal der nedervallende steenen grooter dan vroeger.
Onmiddellijk vöör elke ontploffing liet zieh een helder, flikkerend
schijnsel boven de opening des kraters van den Bromo
waarnemen. De steenen werden zoo ontzaggelijk hoog uit de
kraterkolk opgeworpen, dat men dezelven uit het gezigt verloor;
eerst een geruimen tijd nadat de uitbarsting had plaats gegrepen,
ploften zij uit de lucht neder, hetgeen men aan het
fluitend geraas kon bespeuren, dat hun val bij het doorklieven
van den dampkring veroorzaakte. De meeste dier steenen
waren week, half gesmolten en verkregen door het opslaan
op den bodem eene platgedrultte gedaante; na bekoeld te
zijn, werden zij tot steenmassa's, van welke sommigen
in hare gansche dikte poreus en ligt van gewigt waren,
terwijl anderen slechts aan de oppervlakte poreus, van
binnen daarentegen hard en vast waren. Deze waarnemingen
op de plaats zelve gemaakt, werpen een helder licht op het
ontstaan der lava-koeken, welke ik bij den Slamat heb beschreven.
Zie hoofdstuk I. p. 188.
De onvermoeide van Herwerden i) bezocht het gebergte in
April, 1842, ten derden male, en liet zieh door geene vulkanische
bommen, door geene verstikkende dampen afschrikken
om nog eene poging tot het beklimmen van den kraterrand te
wagen. Hi] kwam werkelijk op den rand van den Bromo aan,
en zag neder in de vreesselijke kolk. De nieuwe, dethansbestaande
kraterbodem, welken hij ontwaarde, rcikte slechts
tot op een derde gedeelte der diepte, tot waar de. spiegel van
het voormalige meer gelegen was; hij was met spleten doortrokken,
welke, al breeder wordende, convergerend naar
het middenpunt Uepen; uit deze spleten, die zieh in het
middenpunt vereenigden, steeg een helder blaauwe damp
op; van tijd tot fijd liet zieh een gernisch hooren, hetwelk
veel overeenkomst had met de branding der zee en veroorzaakt
werd door de dampen, welke met geweld door de spleten
heendrongen. De kraterbodem bestond derhalve ongeiwijfelduit
halfbekoelde, nog weeke lava, want, toen eenige
weken vroeger andere geloofwaardige personen (inlanders) het
binnenste van den krater in oogenschouw namen, was diezelfde
bodem elastiek; zoo dikwerf de dampen, welke uit de
diepte opstegen, tegen den bodem drukten, werd dezelve
opgeheven, zwol hij op tot eene holronde verhevenheid en
opende hij zieh vervolgens in het midden, ten einde aan
deze dampen en de steenen (namelijk, de afgeretene stukken
dierzelfde vloeibare lava,) welke tegelijk werden uitgeslingerd,
een doortogt te verleenen; zoodra dit had plaats
gehad, sloot hij zieh weder, met uitzondering der convergerende
spleten, en verkreeg hij op nieuw zijne vorige gedaante,
zonder dat eenig spoor der plaats gehad hebbende
verandering zigtbaar was.
') Aan zijnen ijver voov de wetenschappen is men ook in een ander vak, in de
aardrijks- en zeevaartkunde, een voortveffelijk werk verschuldigd, namebjk: het
opnemen en het maken der kaart van de zuidkust van Madioen.