
'II
n
i
104G
rogciilijd (laar<jiil.(3g(jii hcoft rnun, bij hol, doorlczcn . van tU;
Javascho couraut, dio to Batavia hei hcht ziol, twoomaal 's weoks
golog-enheid ein zieh bozig tc houden inot de '— stocds officiöie
— borigteii van ovorstrooniingen, welke menigwerf in
twoo, ja, in drio rosidcntiön lo gehjker lijd hebben plaals
gehad. En mon verlioze hier niet uit het oog, dat de door
ons behandolde uitbarsling van 1817 in hob u)iddon van het
rogenachtigo jaargetijdo plaats greep, in oene maand, gedurendo
welke op dit zoo vochtige, zoo regenachtige eiland alleen
ten gevolge van zware regens, ieder jaar even grooto, ja,
grootere, meer vervvoesting te vveeg brengende overslrooniingen
plaats grijpen.
llct resultaat onzer beschouwingen is: dat de uitbarsting van
den Idjen, in 1817, eene uitbarsting Avas van asch, zwaveldanip
(of zwavelig zunr) en waterdamp; dat de overstroomingen
van modderachtig, decls zuur, en naar zwavel rickend water
aanvankelijk werden veroorzaakt doordien het zure meer uit
den krater werd gestuwd en later ten gevolge van het water,
uitgestortdoorvulkanischeonwcersbuijen; de walermassa's,hieruit
ontstaan, vermengden zieh bij het nederstroomen met zwavelige
en andere uitgeworpene zelfstandigheden, maar voornamelijk
met de vulkanische asch, welke in de bovenste zone des bergs
ter dikte van vio?" voet was gevallen, werden tot modder,
stroomden in de beide längste hoofdkloven, — waarvan de
eene, de kali Poetih, noordwestwaarts van den krater en de
andere zuidoostwaarts van denzelven ligt, — met woedende
vaart het geborgte af en zetteden het diepland onder water.
Geen Mater kwam in eenigen anderen vorm uit den kraterschacht
te voorschijn, dan in dien van damp. Geene andere
overstroomingen hadden alhier plaats dan die, welke door ons
zijn vermeid geworden. Tot op een afstand van 2,000 voet
beneden de kruin des bergs stierf alle woudvegetatie, dewijl
de stammen van het geboomte vier voet diep in de asch staken;
zelfs tc Ongop-ongop, in de nabijhcid van den krater, wai'cn
de Tjemoro-boomen, weliswaar, ontbladerd en dood, maar zij
slonden nog reglop en dit (och zou onmogelijk het geval hebbcu
1047
kunnen zijn, indicn grootc watormassa's ook naar dezen kant
en aanhoudend uit den krater waren gestroomd. Ilet is duidelijk
blijkbaar, dat het regenwater eerst verder bergafwaarts
tot zulk eene massa is zaamgevloeid, dat verwoestingen door
hetzelve konden aangerigt worden.
Bij de Vulkanen op Java zijn modder uitbarstingen in geenen
deele als iets merkwaardigs, veel minder als bevreemding verwekkend
te beschouwen; zij zijn een gevolg van het aanwezen
der meren, gelegen in de kraters dier vuurbergen en van de
vulkanische onweerregcns, en deze meren moeten als een verschijnsel
worden beschouwd, dat noodwenddg te huis behoort
in de zone van 5 a 7,000 voet, waarin de kraters in dit tropischvochtige
en welige klimaat zieh bevinden. Met grond mag derhalve
worden verondersteld, dat in alle tropische landen, of in
die streken, wier khmaat daarmede overeenltomt, dergelijke verschijnselen
zullcn worden waargenomen, Indien, namelijk, de
vulkanische bekkens dezer landen in dezelfde zone, — (de
eigenlijke wolkenzone, — gelegen zijn. (Op Japan? op de
Philippijnsche eilanden?)