
' '^iT'
592
i f
P
!j;
tcn gcvolgc der bijzoiiclere hocdanigheid en zamenstelhng van den
berg uit enkele puinbrokken, komen hier meer Alpenboomsoorten
Myrtaceen, Araliaceen en Toornamelijk Agapetes vulgaris
voor welke met varens, mossoorten, Orchideen en andere
parasietplanten bekleed, zelfs nog met Rotan's doorslmgerd,
de bovenste helft en den hoogsten schedel des kegels als een
digt gegroeid woud bedekken, m a a r waaraan de wäre alpmische
Physiognomie onlbreekt. De stammen zijn, namehjk, slechts
,,, voet dik, wel is waar krom gegroeid, maar toch meerslanlc
dan knoestig, terwijl zij zieh a 50 voet hoog Yerheffen en
eerst aan het einde van den stam in takken verdeeld zijn. Dit
raadsel wordt opgelost door de geringe hoogte van 5,100 voet,
welke de kegel bereikt, en geeft aanleiding tot het maken van
menigvuldige overwegingen ten opzigte van de plantengeographie.
Want behalve de opgenoemden worden er ook nog andere planten
aangetroffen, welke gewoonlijk slechts de hoogste krninen
der Javasche bergen, tnsschen de 8 en 9,000 voet, bewonen,
namelijk, de Gauitheria leucocarpa Bl. komt hier voor. De geisoleerde
ligging van den Tampomas, welke zieh aan de meeste
zijden als kegelberg uit läge landen verheft, benevens de zamenstelhng
der kruin uit poreuse, doorkloofde steenbrokken, waaruit
het water voortdurend verdampt, brengen waarschijnlijk eene
zekere verkoeling van den damkring te weeg, welk eene spoedige
en gestadige wolkenvorming bevordert en hier, ter hoogte
van slechts S,000 voet, een dergelijk, den wasdom van gene
Alpenboompjes bevorderlijk klimaat heeft doen ontstaan, hetwelk
men bij bergen van grooten omvang, vooral bij dezulken
welke aan de uitstraling der wärmte van hoog gelegen vlakten
blootgesteld zijn, eerst op grootere hoogte aantreft.
De Physiognomie dezer boomsoorten op de kruin van dezen
berg heeft derhalve iets eigenaardigs; struikgewassen worden
slechts uiterst zeldzaam tnsschen dezelven aangetroffen; voorzigtig
klautert men over de steenbrokken, welke den bodem
bedekken, van boven door het bladerendak beschaduwd, door
hetwelk het blaauw des hemels slechts gedeeltelijk heendringt;
ter linker- en ter regterzijde ziet men niets om zieh heen dan
Iii
slanke hoomstammen, overal met een harig mos bcdekt dat
zieh zelfs tot over de steenbrokken des bodems heeft uitgebreid. -
Alles is groen, lommerrijk, vochtig en duister.
De eerste kringvormige berghoogte van den Tampomas (op
welke ik meende, dat de wäre kruin des bergs reeds door mi,
was bereikt geworden!) is het overbhjfsel van eenen voormali.
en kratennuur, die, wel is waar, aan vele zijden verbnjzeld
eil ontbreekt, echter niettegenstaande het digt gegroeide woud,
hetwelk denzelven bedekt, nog duidelijk m zijne kringvormige
.edaante kan herkend worden. - De binnenwaarts gelegen berg,
welke door denzelven wordt omsloten, is de voormahge eruptve
of slaMenkegel van den Tampomas, welke den voormahgen
krater bijna gcheel en al heeft opgevuld en op Java slechts door
eenen enkelen, namelijk, door den Mandalawangi ira grootte word
overtroffen, terwijl slechts die van den Merapi met dezenkege , wal
ziine zamenstelling uit enkele puinbrokken betreft overeenkomt.
De schedel van dezen kegel verheft zieh (aan de zijde waar ik den
berg beklom) nog 1,000 voet boven den rand en 1,200 voet boven
den binnenwaarts gekeerden voet des kratermuurs. De rand van
dezen muur, welke aan de buitenzijde eene zachtglooijende berghelling
vormt, daalt naar de binnenzijde eenige honderde voeten
diep en tameUjk steil, ja, op eenige plaatsen loodregt beneclenwaarts,
terwijl eenige anderen beklimbaar zijn, - vervolgens gaat
dezelve op de meeste plaatsen over in een vlak of althans slechts
langzaam opnjzend tusschendal, hetwelk eene breedte van verseheidene
honderd voet heeft, even als de muur zelve me een
diat woud bedekt is en vervolgens van lieverlede naar de helling
van den eruptie kegel oploopt. In andere pdeelten ontbreekt
deze tusschenrmmte en te dier plaatse verheft zieh de kegelberg
onmiddellijk aan den binnenwaarts gelegen voet des muurs
Overigens is de hoogte van dezen muur (namehjk, vandeszelfe
bovensten rand) aan de versehillende zijden zeer ongelyk, hetgeen
men reeds op het uiterlijk van denzelven in Tampomas
Figuur ö ontwaart, alwatir zieh deze rand als eene van de
linker- naar de regterhand scheef afdalende lijn aan het oog voordoeten
dwars voor den achterwaarts liggenden, halfbolvormigen
ti