
• 1-
- t
926
wostelijke lielling van eleu goenoeng Idjen uit; over de gansclie
uitgestrekthcid der halfkringvormige bogt, door dezen bergkam
beschreven, wordt hij slechts op eene enkele plaats doorbroken,
welke wij zuid ten westwaarts van Asam bagoes als
de doorbraak der zure beek reeds hebben leeren kennen.
Zijn ¥oet maakt de zuidelijke grens der noordelijke strandvlakte
uit; zijn naam is, even als die van bijna alle hoogc
bergruggen op Java, welke zieh verre in de lengte uitstrekken:
goenoeng Kendeng. i)
Te rekenen van de hoogste, zuidelijke Streek der vlakte
( = 900') tot aan de brug over de kali Sampejan, nabij Bondowoso
(=750 ), heeft zij eene daling van 150 voet, en van
daar tot aan Pradjakan (m250') van 500 voet, terwijl zij
verder naar het noorderstrand heen allengskens lager wordt.
Het laagste gedeelte der grensgebergten, welke deze vlakte
van ter zijde insluiten, is het paspunt van den weg naar Besoeki,
hetwelk ongeveer eene hoogte heeft van 1,150 voet;
den Ranoe schatte ik op eene hoogte van 2,300 voet, den
Saing insgelijks, den Kendeng, in zijn middenste gedeelte, op
4,000 voet, terwijl de Ajang en de Rawon hoog boven de
wölken nitsteken.
Na dit overzigt omtrent de ligging en de hoogte der verschillende
deelen te hebben doen voorafgaan, willen wij het
landsehap nog van eenige andere zijden eenigzins nader beschouwen.
• Wat betreft de gesteldheid des bodems, zoo is in het hoogste en
in het middenste gedeelte der vlakte (gelijk in het algemeen op
Java!) waarschijnlijk eene zeer dikke laag van hoekige vulkanische
steenbrokken verbreid^onmiddellijk hierop rust eene tamelijk
dikke laag van bruinachtig gele leem, welker bovenste gedeelte,
ter dikte van 1 ä li/a voet, uit donkerbruine of zwartkleurige
teelaarde bestaat. Slechts in eenige streken, b. v. aan den westelijken
en noordwestelijken voet van den Rawon, steken overal steenbrokken
door de vrachtbare aardlaag heen, welke te dier plaatse
Hetwelk niets anders beteekent dan: berglceten.
mmSlU''
927
dunner is dan eiders; deze kenmerken het gebied der dori-e
Alang-velden.
In de laagst gelegene gedeelten der vlakte, naar de zijde van
Pradjakan heen, gaat de bodem, welke tot hiertoe uit leem en
teelaarde bestond, Over in een vulhanischen zand- en aschgrond,
waarschijnlijk ontstaan ten gevolge van vroegere uitbarstingen
van den goenoeng Ringgit. Reeds tasschen Bondowoso
en Pradjakan vangt deze aschgrond aan;bij de laatstgemelde plaats
bemerkt men, aan de insnijdingen door de beken gemaakt, niets
dan zeer dikke lagen dezer vulkanische asch, welke op den weg
naar Sitoebóndo-tot het fijnste poeder is geworden, waarinde
Wielen van het rijtuig diepe sporen maken.
Het is een heldergrijs zand zoo fijn als meel, dat vermengd
is met eene menigte van kleine, menigwerf puimsteenachtige
rapilli, welk een en ander tot tuf is verhard, dat zieh
met den hamer ligt laat verbreken en als rotssoort eene geringe
vastheid bezit; gelijk alle andere c'onglomeraat-gesteenten wordt
ook deze door de Ja vanen: padas geheeten; aan den zuidoostelijken
voet van den Ranoe, waarvan de afzonderlijke hoogten
insgelyks worden gebeeten: goenoeng Koekoesan, goenoeng
Panaroekan, enz., ligt deze tuf tot gansche heuvelen opgehoopt,
welke tot aan gene zijde (in het noordoosten) van Pradjakan,
in de nabijheid van Sitoebóndo, voortloopen; ten gevolge hiervan
zijn de landschappen aan de oostelijke zijde van den voormaligen
vulkaan, van den Ringgit, zeer dor en onvruchtbaar.
De loop der kali Sampejan.
De loop dezer kali door het benedengedeelte der vlakte,
benevens de steenlagen, welke haar bed doorsnijdt, verdienen
beide onze bijzondere opmerkzaamheid. Reeds vroeger hebben wij
haar leeren kennen als de hoofdbeek der vlakte, welker bovenste
en middenste deelen zij tamelijk juist, in de rigting van het
zuiden naar het noorden, in het midden doorstroomt; gedurende
dien loop neemt zij alle van ter zijde stroomende beken op, die
uit het Westen van den Ajang en uit het oosten van den Rawon
benedenwaarts vlielen. Heeft zij in dat gedeelte van hären loop,
J •
( !