
II
» ^ - -
ilïiPi-îtÏJ'
IÏ
I
j
ßi -
'» «rÏÎ 4Îi| j
overstroomingen plaats; ook die streken, waariu thans Badjoel
niati en Soembêr waroe gelegen zijn, moeten zeer weinig verwoestingen
hebben ondergaan.
In de opgegevene rigtingen daarentegen worden de beide
hoofdkloven des vulkaans aangetroffen; tot den Toet des bergs
genaderd, openen zij zieh en loopen zij, eene meer en meer
vlakke gédaante aannemende, in het effen laagland uit en van
hier was het, dat de slijk- en waterstroomen, welke in die
kloven bergafwaarts bruisten, de grootste verwoestingen aanrigtten;
heinde en verre werden de velden met water bedekt, de
bruggen vernield, wegen doorgebroken en onbruilibaar gemaakt,
Waterleidingen verstopt en de toegang tot verscheidene landschappen
geheel en al gestremd. Eene menigte doode visch dreef
op het water, kippen en ander dergelijk pluimgedierte stierf, al
het drinkwater werd onbruikbaar, had een zuren smaak, terwijl
de gansche lucht vervuld was met een stank van zwavel.
Eenige dorpen ondergingen hetzelfde lot; zij werden overstroomd
even als al het omringende veld. De beangste bewoners vloden
in het geboomte, waar zij zieh hutten bouwden; de lucht weergalmde
van het onophoudelijk geraas van dooreengeworpene rotsblokken
en uit den grond gereten, afgebroken woudgeboomte,
welke door den woedenden stroom werden voortgeshngerd.
Drie bange dagen werden door de beangste bewoners doorgebragt,
en steeds bleef het woeden des bergs onder dezelfde
verschijnselen voortduren; op den 28^'™ werden geene «vuurstralen
» meer uit den krater waargenomen gelijk vroeger, maar
de asch- en rookwolken, welke uit denzelven opstegen, waren
nog dikker dan in de vorige dagen; er verspreidde zieh een
sterkere zwavelreuk in den dampkring, het geweld en gekraak
der benedenwaarts rollende steenbrokken hield aan, terwijl het
aantal vlugtelingen, die, van huis en hofberoofd, te Banjoewangi
aankwamen, hand over hand toenam. De niet minder ontruste
bevolking dezer hoofdplaats, die den volslagen ondergang der
gansche Streek te gemoet zag, stond gereed het land te verlaten
en te seheep van daar weg te vlieden! Ook de Assistent-
Resident had het voornemeu opgevat zieh over zee te redden;
1025
feeds had hij tot dat einde praoe's in gereedheid doen brengen,
ten einde de archieven van het bestuur naar eiders heen te
zenden, een aantal geldkisten had hij reeds aan boord doen
brengen, toen op den 30'"''° Januarij het water eenigerniate
.begon te vallen; hoewel de overige verschijnselen even geweidig
als vroeger bleven voortwoeden, zoo mögt dit echter beschouvs^d
worden als een bewijs van het afnemen der uitbarsting. Dit
was ook inderdaad het geval; op den en Februarij
daaraanvolgende werd het geweld der ontploffingen slechts
zelden vernomen; ook waren zij niet zoo hevig als vroeger.
Voorldurend Stegen echter nog zware rookwolken uit den krater
opwaarts, en het modderwater, dat de kloven en de aangrenzende
laag gelegene velden bedekte, Steeg op nieuw hooger (dit
werd ongetwijfeld veroorzaakt door nieuwe regens, welke op
de hooger gelegene zonen des bergs waren nedergestroomd). Op
den 4''''" Februarij keerde eindelijk het water der beken tot zijnen
gewonen stand terug (het loeijen van den berg had reeds vroeger
opgehouden) en de lucht, welke tot op dien dag meestal verduisterd
was geweest, scheen toen nog slechts bezwangerd te
zijn met een iijnen, droogen (asch-) nevel, als wäre zij vervuld
met een ligten rook van heibrand, waardoor de zon zieh bloedrood
aan het oog voordeed; slechts des middags zond zij hare
stralen onbeneveld op de omliggende streken des vulkaans. De
verschijnselen namen ook de volgende dagen nog in hevigheid
af, en reeds waande men zieh ontheven van allen verderen angst
en bekommering, toen, op den 10^™ Februarij, nadat een brüllend
geloei uit den berg was gehoord, er een nieuwe aschregen
viel, waardoor de omstreken van Banjoewangi nog twee duim
hooger met eene fijne, grijskleurige asch werden bedekt.
Op den 11 Februarij daagde eindelijk verlossing voor deze
zoo jammerlijk geteisterde bevolking; de hemel, welke gedurende
drie weken meerendeels verduisterd was geweest, werd
en bleef nu helder, hoewel nog gedurende 7 dagen zware
rookwolken uit den berg opstegen en tot op den 18"^™ Februarij
nog herhaalde overstroomingen plaats grepen, waardoor
nieuwe verwoestingen werden gevoegd bij die, welke vroeger
i!i
I i
I