
•:n ; 584
waren dan gmdschc lichten daarboven en mijn päd met een
roodachtigen glans besehenen.
Ten 5 uro hield ik op de vroeger bepaalde plaats, tusschen
het eersteenhettweede poststation slil en hoopte de aldaar op
miiwachtende mannen reeds op de been en met fakkelen voorzien
aan te treffen, ten einde onmiddellijk den berg te kunnen
beklimmen. Maar alles sliep^ met het wekken en het aansteken
der fakkelen ging een half um- verloren. Eindelijk waren wij
Kereed, de bamboesfakkelen (obor's) waren ontstoken de
mstrumenten onder de dragers verdeeld geworden en de koetsier
had bevel gekregen alhier mijne terugkomst af te wachten.
Aanvankclijk volgden wij eeü beganenweg, die bergopwaarts
tusschen koffijtuinen heen liep en kwamen wij emdelijk boven
dezelYen op een steenachtigen, droogen, met klem steengruis
bedekten bodem aan, welke slechts met Alang- en Glaga-wüdernissen,
benevens met kleine struilien bedekt was. IViijne
begeleiders, die naar hun voorgeven, den weg goed kenden,
Jevden mij aanvankelijk bij den flaauwen schijn der falielen
110- längs kleine paden door het kreupelhout, totdat eindehjk
^een spoor van gebaande wegen meer overbleef en wy door
hoo-e schaduwrijke bosschen waren omringd. Rotan-soorten
slingerclen zieh tusschen het hoogstammige geboomte; wilde
pisang vervulde de tiisschenruimten; eene menigte paddestoelen
(waaionder eenige phosphoriserende soorten werden aangetrofien)
groeiden wehg op de yermolmde boomstammen, terwijl ontelbare
springbloedzmgers 0 den Yochtigen, slibberigen kleibodem
van het woud bevolkten; dit waren Terschijnselen, m luide
tegenspraak met de berigten omtrent den top van den Tampomas
en welke mij op geheel iets anders voorbereidden dan
op hetgeen ik wachtende was.
Na gedurende i^k «ur den togt bergopwaarts te hebben voort-
„ezet — waarbij ik mijne begeleiders onophoudelijk tot het
L k e n yan spoed aanzette, ^ was ik eindehjk op eene plaats
0 Hirnda (Jadrobdolla) zeylanica Blainvillß, fDict. dos soicnoos nat. t.47.p.271.)
Spocios inqmvcnda scontidum Dusing ; au Hacmopis °
ruigekomen, die, wel is waar, nog van alle zijden door reusachtige
wouden was omringd, echter een bergtop vormde; reeds
waande ik den hoogsten top te hebben bereikt, - maar aan
den anderen kant zag ik slechts m een dalgrond, aan welks
overziide ik — een nieuwen, nog hoogerenherg gewaav wcrd-,
nu Heek het mij, dat ik een te gering denkbeeld van den
Tampomas had opgevat en dat mij nog een moeijelijke togt
owrbleef, alvorens ik den top des bergs, (die zekerlijk nog
door geenen Europeer was beklommen) had bereikt.
Wij verdubbelden onze schreden, klauterden längs de binnenheUing
van den eerst beklommen bergtop, welke den binnenwaarts
gelegen berg kringvormig omtoog, naarbeneden,
gingen dwars door eenen dalgrond, en bestegen vervolgens den
nieuwen berg, die voortdurend nog met een vochtig, digtgegroeid
woud was bedekt.
Reeds begon de schemering des daags den oostelijken horizon
te kleuren; het licht onzer fakkelen verbleekte en nog voortdurend
klommen wij tegen de steile helhng eens bergs, welke
louter uit enkele, hoekige puinbrokken gevormd scheen,maar
niettegenstaande dat met het wehgst groeijend bosch bedekt
was, welks geboomte zijne wortelen in de kloven en spleten
tusschen de steenbrokken had geschoten. De helling van dezen
puinberg was somtijds zöö steil, dat wij letterlijk met banden
envoetenmoestenklauteren, welke moeitevolle togt, ons .minder
door de glibberige, met vochtig mos bedekte steenen dan door
de stammen en takken der boomen gemakkelijk werd gemaakt.
Eindelijk werden de boomen kleiner, de stammen dünneren
slanker, en begon het woud bij uitsluiting uit Alpenboompjes,
namelijk, de gewone Thibaudia {Agapetes vulgaris) te bestaan.
De kromme, slechts 25 ä 30 voe t hooge stammen dezer boomen
waren overvloedig met zoden van mos bedekt en met Orchideen
overladen; zij overschaduwden, digt in een gegroeid, als een
lommerrijk, oorspronkelijk woud den bergtop, op welks vlakken
schedel wij aankwamcn, toen de koehs hunne bamboesfakkelen
reeds weggeworpen hadden en de aangebroken dag een voldoend
licht verspreidde. Onmiddellijk zagen Avij uit naar eene plaats