
van lict opstijgen cn van lieverlcdc opheffcn der aangrenzcndc
ocvcrs, gelijk mede der vulkanische kegels, welke in destraten
zelven zijn gelegen; zoo merkt men b. v. aan de zuider knst van
Java, voornamelijk naar de zijde der Soenda-straat, de onmiskenbare
teekenen op van nieuvs'e, waarschijnlijk «og- steeds
voortdurende opheffing; % door uitgebraakte lava-stroomen der
aangrenzende vulkanen, welke zieh tot in de zee uits trek ten en
ten gevolge daarvan het Strand ophoogden, verbreedden, zoo
als b. T. het geval is met den basalt-stroom batoe Toetoel aan den
Javaschen oever der straat Bah; stroomen van die uitgestrektheid
worden op het eiland Banda en Ternate nog heden uitgebraakt
(zie boven); 3° door allaviaalvormingen en wel voornamelijk
door het aanspoelen van vulkanische uitwerpselen,
waardoor b. v. de zeeboezem van Modjopa'it opgevuld en
de straat van Madoera nog dagelijks enger wordt; 4» door
de vorming van nieuwen zeezandsteen aan de kusten en door
koraalbonw.
Wij hebben thans, van de Nicobar-eilanden af tot aan de zuidelijke
grenzen der Phihppijnsche eilanden, onzen togt in cene
zuidelijke rigting, rondora het groote continentale eiland Borneo,
voortgezet over cen krans van langwerpige eilanden, welke in
den vorm van cen hoefìjzer aan één geschakeld zijn ; wij hebben
daarbij den lezer bekcnd gemaakt met 106 hooge vuurspuwende
rotsbergen, — vulkanen, — benevens met X läge aardheuvelen,
waaruit gas opstijgt, z. g. moddervulkanen, — terwijl wij
tevens de uitbarstingen, welke zij hebben ondergaan, in zoo verre
deze ter onzer kennis zijn gekomen, hebben geschilderd. Alvorens
wij nu overgaan tot cene meer bijzondere verklaring van den
o-eologischen bouw van Java en der vulkanen, zullen wij in de
volgende hoofdstukken II tot VI eerst de overige verschijnselen
en gebeurtenissen in JVeérlandsch Indie nagaan, die als het
gevolg der vulkanische werking mögen besciwuivd worden,
of met de vulkanen in een zeer naauw, genetisch verband
staan. Eerst zullen wij derhalve de voorwerpen zelven, de
daadzaken, zoo volledig mogelijk trachten te leeren kennen
en vervolgens het theoretische onderzoek aanvangen.
II. GAS-BRONNEN.
De verschijnselen, welke hiertoe behooren, zijn meerendeels bij
de behandeling der eigenlijke vulkanen medegedeeld geworden;
hier zullen wij dezelven naar hunne volgorde siechts optellen,
en daarbij naar die plaatsen verwijzen, alwaar zij vroeger zijn
vermeld geworden, ten einde den lezer een duidelijk overzigt
Over de wijze waarop zij voorkomen en het aantal dier verschijnselen
te geven.
A. KOOLZÖUR-nfiONNEN.
üitstrooming van vrij, gas-vormig koolstofzuur en ophooping er
van in holen en gaten der bovenste aardkorst: niofeten, — stikgrotten.
Op Java worden siechts zes dergelijke plaatsen gevonden,
welke allen, met uitzondering van die onder n» 2 vermeld,
deze wordt in een kalkgebergte aangetrofien, op vulkanischen
bodem te huis behooren en aan de heliingen van vulkanen gelegen
zijn. Uithoofde de koolzure gas kleurloos en doorzigtig is, gelijk
de dampkringslucht, derhalve onzigtbaar is, zoo vinden vele dierlijke
bewoners der wildernis, voornamelijk vogelen en kleine viervoetige
dieren, doch somtijds ook grootere zoogdieren en vooral
wilde zwijnen, den dood op dergelijke plaatsen, ten gevolge van
verstikking; deze plaatsen worden uit dien hoofde door de Javanen
gowah Oepas, d. i. giftholen genoemd. De mensch daarentegen
kan cil die plaatsen zonder gevaar bezoeken, mits hij niet in cene
gebogene houding sla, dewijl de gas-laag, die zwaarder is dan de
dampkringslucht, hetnaast bij den bodem blijft en zelden hooger
dan 2 voet boven denzelven stijgt, ja, dikwerf siechts ecne veel
geringere hoogte bereikt. Holen maken hierop echter eene
uitzondering, dewijl de gas zieh niet ter zijde kan uitzetten en
derhalve eene dikkere laag boven den bodem vormt. De hoeveelheid
gas, welke uitstroomt, is nu eens meer dan eens minder,
terwijl op menigvuldige iijdstippen des jaars volstrekt geene
gas op die plaatsen wordt ontwikkeld, waar znlks gedurende
andere tijdperken wordt waargenomen; wij zullen dezelven straks
opnoemen. Of die afwisseling zieh binnen bepaalde tijdperken
herhaalt, ofzij derhalve regelmatig, periodiek plaats grijpt, is niet
im
V• ßii i
f J
"Ú
^ il
if!j
i I