
DEUDE StllETS.
V O L K A A N 17: T J I K O R AI. O
Br. 7^33. — L. 107°58'. — H. 8,645'.
(Zie hoofilstuk 1. blz. lia.J
i i D i u ' c h den R i s s luu cler Woikoi i
« E r l i l i c k l c r J ieWel t ,
u T i e f u n t p r clfn Füs sen
( l O a s g r ü n e n d e Feld.»
( S c t l l I . L F . l t . )
Tjikoewiwi, den en dS'^'" Aucjustus.
Des namiddags ten drie ure kwamen wij — A. Bosch, J. Maier
en ik — op heb Aloen-aloen van Garoet bijeen, zetteden wij
ons in den zadel en draafden ter poorte, — of juister gesproken,
het dorp uit, want eene eigenhjke poort bestaat voor alsnog
te Garoet niet. Wij reden dan het dorp uit en hadden zoowel
voor als achter ons een behoorhjk aantal manschappen tot onze
bcdekking; uit alle hutten en over alle deuren ontAvaarden wij
de blikken van nieuwsgierige Garoeters. De huizen vormen lange,
aaneengeschakelde rijen en zijn aan beide zijden der Straten, die
Garoet in regte lijnen doorsnijden, gebouwd. Wij volgden eene
dezer Straten, welke in eene zuidvvaartsche rigting loopt en
hadden aldaar plaats genoeg om zonder hinder naast elkander
voort te rijden; nog geen kwartier afstands hadden wij echter
afgelegd of er begon een meer dan verkwikkende regen te vallen,
die ons zeer verfrischte. Weldra betrok de lucht geheel en al en
werd de regen algemeen; de zuidewind dreef denzelven van het
hoogland van Tjikatjang (tusschen den Papandaijan en den
Tjikorai), hetwelk hier Siberie genoemd wordt, benedenwaarts.
Deze wind was koud en joeg den regen als jagtsneeuw voor
zieh uit. Spoedig waren onze kleederen doornat, hetgeen ons
verhinderde het volle genot te sinaken der schoone slrekeo,
welke wij doorreden. Met eene zachte glooijing rijst de dalgrond
allengskens opwaarts; alvorens in de werkelijke berghelling over
te gaan, verbreedt hij zieh herhaalde malen tot vrij uitgestrekte
vlakke, slechts golfvormig-heuvelachtige voorsprongen, die , in
den aclitergrond, tusschen de heuvelen, met het zachte groen
van grasperken en weidevelden getooid zijn en waarop hier en
daar (sointijds aan de oevers van een klein rneer) een dorpje
wordt aangetroffen. Eenige Dadap-koffijtuinen hggen in deze
vlakte vcrstrooid en zetten afwisseling aan dezelve bij. Hoe
liefelijk schijnen deze streken aan het oog toe bij zonneschijn
en helder weder; hoe somber, wintcrachtig ruw kwamen zij
thans voor, nu regenbuijen over dezclven werden heengedreven!
Verscheidenen dergenen, die ons begeleidden, werden moedeloos;
de heer Bosch braveerde mocdig den regen; ik cchter,
sedert eenigen tijd weder ongewoon aan de afwisseling van het
weder, was door en door koud; lagchend reed ik in den regen
voort, maar zoo ongeveer op dezelfde wijze als nien een vijand
toelacht.
In eene verschillende stemming, maar allen cven doornat,
kwamen wij ten 5 ure te Tjikoewiwi aan, een pasanggrahan
aan de noordoostelijke helling van den Tjikorai gelegen, welke,
in de onmiddellijke nabijheid door Glaga-wildernissen en half
verdorde Dadap-koffijtuinen omgeven, 3,715 voet boven de oppervlakte
der zee ligt.
Hier hebben wij ons rondom het vuur, in welks nabijheid
onze doornatte kleederen te droogen gehangen zijn i), nedergezet,
terwijl daar buiten de regen, wel is waar, met kleine druppels,
maar aanlioudend en even digt als vroeger uit de wölken, die
den ganschcn hemel bedekken, naar beneden stroomt. Ook hier
' ) Wil rnen op Java op eeno geregelde wijze (methodisch) reizen, zoo moet men
aldaai- nooit des namiddags op reis g a a n , m a a r alles zoodanig inrigten, dat men,
wa.ar zulks slechts mogelijk is, voor 3 ure onder dak komt. Op de meeste dagen, namelijk,
al is ook de voormiddag helder geweest, valt er elken namiddag in de geborgten
en in de streken, welke in de nabijheid van gebergten liggen, regen en wel
meestentijds van onweersbuijen vergezeld.