
i c
I i
I J
3 I
:, I
S. ç i
i- î Si
i " "
^ 4 -
^
î
- I ,
1020
Natr. ¡^hosph. amon. sterk kristalaardig nedergeploft;
Kali causticum sterk geleiachtig nedergeploft, was door overmaat
grootendeels oplosbaar en werd door zoutzure ammoniak weder
nedergeploft;
Amnion, caustica, in groote mate, geleiachtig en blijvend gepraecipiteerd.
Het overgeblevene van de oplossing uitgedampt en op platina aan
de vlam der blaaspijp blootgesteld, kleurde die vlam geel.
Het in alcohol en water onoplosbare overblijfsel werd nu met salpeterzuur
behandeld en gedroogd. Bij de daarop volgende bebandeling
met water zonderde zieh eenig gips en kiezelaarde af; waarna
de waterige oplossing tot droog toe verdampt, zacht verhit en vervolgens
met zoutzuur behandeld werd. Hieruit ontstond eene oranjekleurige
oplossing; die, weder op nieuw volledig uitgedampt en
daarna met water behandeld zijnde, een weinig phosphorzm-e kalk
en kiezelaarde opleverde. De verkregene oplossing met eau de Javelle,
enz., behandeld, bragt geen Mangaan te voorschijn, terwijl ook hier
door de daartoe vereischte reageermiddelen verder niets meer gevonden
werd, dan een weinig ijzer en veel aluinaarde met eenige
kalk en talkaarde.
Diensvolgens bevatte het onderzochte water:
Zure zwavelzure aluinaarde hoofdzakelijk bestanddeel.
Zwavelzuren kalk (gips.)
Zwavelzuur ijzeroxyde weinig.
Chloor-Natrum veel.
5> Magnesium . . • -. veel.
i> Kalium. . , Spören.
Phosphorzuren kalk zeer weinig.
Kiezelaarde en eenige harsdeelen.
Samarang, op Java, (tvas get.) A. WAITZ.
Maart, 1845.
Reizigers, die den herg hebben bezocht en geschiedenis
der uitbarstingen van den Idjen.
d796. De eerste uitbarsting van den vulkaan had in dit jaar
plaats(?) Op Horsfield's mineralogische kaart van Java wordt
inelding gemaakt van eene uitbarsting, welke destijds de vul-
1021
kaan Tashem zou hebben ondergaan; hoewel een dergelijke
naam cens vulkaans thans geheel en al onbekend is, zoo
kan de berg geen andere zijn geweest dan de Idjèn. (Vergelijk
de kaart van RafQes.)
dS05; op den ^ö''™ September van dit jaar werd de berg
bezocht door Leschenault de la Tour (zie Annales du Museum
d'histoire naturelle; tom. XVIII, pag. 42S, etc. 2) Deze reiziger
vond in den krater van onzen vulkaan, die met een welig
groeijend woud was bedekt, een verhit, groenachtig wit gekleurd
meer, waarin eene «zwavelzure beek»: soengi Paît geheeten,
hären oorsprong nam.
0806; in dit jaar bevond Horsfield zieh in de omstreken
van het gebergte.
Ö8Ö7 ; op het einde der maand Januarij braakte de vulkaan
eene groote hoeveelheid asch uit; deze vermengde zieh
Zou deze naam misschien afkomstig zijn van het dorp Assam, Assem, T'assem
(namelijk, ons Asêm bagoes, zie hier voor,) hetwelk in vroegeren tijd, vödr
Soembêr wavoe was gesticht, het naast bij dezen berg gelegen was. Menigwerf toch
wordt door de Javanen de naam van het hoofddorp, dat het naast bij een berg
ligt, aan den herg zelven gegeven ; vooral is zulks het geval in nieuw bewoonde,
nog weinig bekende streken.
Uit deze anthentieke berigten zijn uittreksels medegedeeld in een aantal
tijdschriften en andere werken, welke allen meer of min verkeerd en onnaauwkeurig
daarin zijn ovorgebragt, zoo als b. v. in Philos. Magaz. t. XLI I . pag. 182; Gehler's
phys. Lex. lit. V, door Mimcke, IX. Abth. III. pag. 2226; zoo mede in de alhier
in het licht versehenen geschriften, als in de Batav. Courant van den 15den
Maart, 1817 en van daar overgenomen in het Ind. Magaz. Batav. 1845. 11. blz. 2
tot 15. Vergelijk verder Olivier's Land- en zeetogten. tom. II, hoofdst. I. —
Muncke zegt daaromtrent: „Merkwaardig is de vulkaan Idienne, gelegen in het
landschap Bagnia-Vanni" (in pläats van Banjoe wangi;) — — „ook op den top
van den vulkaan Merapi wordt een meer van zuurachtig water aangetroffen ,
gelijk, enz.," enz. Den lezer is echter bekend, dat de Idjèn en de Merapi een
en dezelfde berg zijn. Over het algemeen worden de namen der Javasche vnlkanen
b. V. in het werk van Berghaus, Allg. Länder-und Völkerkunde II. p. 714, enz.
en in andere veel verspreide werken uiterst verminkt gesehreven. De namen
van bergen als: Kraga, Soemboeng, Djalo, Djoenging, welke in het laatstgenoemde
werk voorkomen, zijn op Java geheel niet bekend, evenmin als Ambotismene
en Dafar, die in het eersfgenoemde werk voorkomen. Zoo wordt geen „Javasche
Moja" gevonden, welke, volgens de getuigenis van Berghaus t. a. p. pag. 717, een
reuk van zwavel van zieh geeft en zeer brandbaar is. De Soendasche benaming
van beek wordt op Java niet uitgesproken als tschi, gelijk Berghaas opgeeft,
maai- men zegt: tji.