
Ef ;' •
698
•viel cene dimno aschlaag, en te Patjitan duuixle een aschregen
van des morgens vroeg tot bijna op den middag voort, ten
gevolge M'aarvan de iQcht nevelachtig en het ganscLe landschap
met eene grijze kleur overtogen werd. Gedurende twintig
jaren had men aldaar geen dergelijk Terschijnsel waargenornen.
Deasch wcrd dei'balve naar het 'vvesten gedreven over de streken,
welke het naast aan den vulkaan lagen en die derhalve daarvan
bevrijd hieven. (Eerst nadat het rneer, hetwelk in den krater lag,
ledig geloopen (of verdanipt) was, kon de asch in een droogen
toestand in de lucht opgeworpen worden.)
Aardhevingen werden eerst den tweeden dagnadenitbarsting,
in alle streken westwaarts van den vnnrspuwenden berg, tot
aan Bagelen waargenomen, namelijk, te Kediri (drie sehokken,
ten 11 ure, op den Mei), te Madioen (een hevige schok,
ten II1/.1 ure),t e Patjitan (een sehok, welke langer dan 10
sekonden duurde, tamelijk sterk was en tusschen 11 en 12
ure gevoeld w^erd), te Jogjakerta (welke aldaar len 11 ure werd
bespeurd), te Magelan (tamelijk sterk ten 111/4 uur) en te
PoerworMjo (een ligte schok ten 11 ure).
De Assistent-Resident van Malang begaf zieh den Mei
van Ngantang naar Kesembon en aanschouwde de vreesselijke
verwoestingen, welke de kali Konto aldaar had aangerigt. De
rivier had toen, op eenige plaatsen, nog eene breedte van 1/4 paal
en het water zag er wit gekleurd uit. Alle selokan's (waterleidingen)
waren door de uitgeworpene massa's verstopt geraakt
en een renk naar zwavel was over het gansehe land verspreid.
Er wordt verhaald, dat over den noordelijken rand des kraters
(naar de zijde van Ngantang) geen waier is heengestroomd (?).
Op den was de berg nog geheel en al in rook en damp
gehuld en slechts bij tusschenpoozen zigtbaar.
Behalve de verwoestingen bij liesembon (zie vroeger) werden,
naar luid der ingezondene rapporten, nog de volgenden
door de uitbarsting veroorzaakt. Naar de ligging der afdeelingen,
van het zuiden westwaarts heen naar het noorden om den
berg, geef ik dezelven alhier op.
699
hl de afdeeling Blitar (welker hooiVJplaatsen Welingin zuidwaarts
en Blitar zuidvvestwaarts van den berg gelegen zijn)
werden de dorpen Semen, Welingin, benevens andere in de
nabijheid van den Keloet liggende plaatsen, geheel vernietigd;
derzelver bewoners vloden heen 5 bijna alle bruggen, in de
gansche streck tusschen de dorpen Welingin en Garoem, welke
eene uitgestrektheid van 12 palen bedraagt, en waaronder zieh
eenige zeer groote bruggen bevonden, zijn door het water vermeid
geworden; alle kofíijtuinen, tusschen deze dorpen gelegen,
benevens vele anderen, zijn verwoest. De uit den krater geworpene
steenen hebben de takken der Dadap-boomen, en doorhunnen
val met deze twijgen, de koffijboomen beschadigd; ook vele
kaneeltuinen, welke de berigtgever acht dagen te voren nog
ZOO schoon zag staan, zijn vermeid geworden.
In de afdeeling Blitar zijn deels weggespoeld, deels door de
bitte verzengd en verschroeid: 7 koffij tuinen, met 70,000 boomen
en S82 bouw sawa's; 43 buffels, benevens eene oude vrouw,
zijn verdronken.
In de afdeeling P a r e (distrikt Sréngat, enz.), westzuidwestwaarts
van den vulkaan, zijn door den vloed drie dorpen met
45 huizen vernietigd en daarenboven 10 buffels, 3 paarden,
23 Schapen verdronken en 10,000 koffijboomen, benevens
30 bouw sawa's, vermeid geworden.
In de verwijderde regentschappen Ngrowo, Trengalek en
Berbek heeft men geene schade geleden. Slechts twee met koffij
beladene praoe's, welke in de rivier lagen, werden door de
groote massa boomstammen, welke de stroom mede afvoerde,
verbrijzeld.
In de afdeehng Kediri, ten Westen en ten noordwesten van
den berg, zijn zes dorpen door den stroom vermeid geworden,
waarbij elf menschen verdronken.
(Gedurende de eerste dagen, welke na de uitbarsting volgden,
was bijna de gansche bevolking der drie afdeehngen, welke het
meest hebben geleden, — namelijk: Blitar, Paré en Kediri,
op de been, ten einde de schade, aan de koffijtuinen, wegen
en bruggen ondervonden, te herstellen.)
•io
!
a