
 
        
         
		wilden  nemen.  Daarom ruimde hij  ook veertien van hen,  hoewel geheel  
 onschuldig, uit den weg,  en  zijne vernielingszuchtvondnugeen voorwerp  
 meer.  Doch  God strafte hem met  een kinderloozen  echt.  Om een erfge-  
 naam  des Rijks  na  le laten, werd  een  zijner leerlingen  tot de begunstigde  
 gemalin  gebragt, en de zoon, die uit deze verbindtenis zou voörtspruiten,  
 tot  kroonprins  bestemd.  Opdat  er  evenwel  ingeval  van  zijn  overlijden  
 geen  gebrek  aan  spruiten zou zijn, werden  er zwangere vrouwen in den  
 harem gebragt,  en zoodra zij een zoon ter wereld gebragt hadden,  gedood,  
 opdat  zij  den  vader  des  kinds niet mogten melden.  Doch er waren  nog  
 drie broeders van Mingti aanwezig,  en onder hen een,  die met voortreffe-  
 lijke  gaven  uitgerust,  van  hartelijke  liefde  tot zijne  nog  overgebleven  
 verwanten  bezield  was,  en  tevens  de  groolste  diensten  in  staatszaken  
 bewees.  Toen dacht 4e keizer, dat  deze na zijn  dood voor zijn gunsteling  
 Lieuju —  dit  was  de  naam  van zijn aangenomen zoon —  gevaarlijk  zou  
 worden,en daarom kocht hij den besten schütter van dien tijd om, dat hij hem  
 op de jagt met een pijl zou treffen. Om  het vermoeden van den moord van  
 zieh  af  te  wentelen,  bragt  hij  den  dader  aanstonds om het leven.  Een  
 tweede broeder, zijn medgezelbij zwelgpartijen en feestmalen,verwekte de-  
 zelfde  bezorgdheid.  Hij  braste  met hem  totlaat  in  den  nacht, en  reikte  
 hem,  toen  hij  reeds dronken  was, den met  vergift  gemengden beker;  de  
 prins Iedigde hem en stierf oogenblikkelijk. Daar deze gruwel door het volk  
 aan  den  Opperheer  werd  toegeschreven,  weigerde de derde broeder ten  
 hove  te  verschijnen,  toen  hij  hiertoe  uitgenoodigd  werd;  daarom  begaf  
 zieh  heimelijk een  giftmenger  tot  hem,  doch  het gelukte hem  niet zijne  
 booze plannen  te  volvoeren.  Zoodra  Ming ti het siecht gevolg dezer heische  
 onderneming vernam,  hield  hij  zieh zeer gebelgd,  enlokte den onna-  
 denkenden prins  naar de residentie, onder voorwendsel van hem bewijzen  
 zijner keizerlijke gunst te willen  geven.  De  onervarene vertrouwde op de  
 listige woorden,  en toen  men  de Rijksgrooten aan een  prächtig  gastmaal  
 verzameld had,  en hij, bedwelmd van  verrukking, devriendelijkegezigten  
 aanschouwde,  werd  het ook  zijne beurt  om  den  doodelijken  drank  te  
 proeven.  Nu bleef er nog een krankzinnige over, dien Ming ti uit minach-  
 ting  het  leven  vergunde.  Om Lieu  ju tot  een degelijk regent te vormen,  
 ontbood men een  kundigen generaal, Siao tao  tsching,  die  reeds bestemd  
 was  om  te  sterven,  uit de  provincie  naar  het paleis.  Een  minister die  
 groolen invloed  had zocht het hart van den dwingeland door  tegenbeden-  
 kingen  te  vermurwen,  en toen  Ming ti  onverzettelijk  bleef,  wilde hij  zijn  
 ontslag  nemen.  De  keizer  dacht  bij  zichzelveri  dat  deze  Groote  hem 
 schade zou kunnen veroorzaken,  wannecr hij zieh in deprovincien ophield;  
 daarom zond  hij  ook hem  den  giflbeker.  De slaatsman was  juist aan het  
 schaakbord  gezeten; hij  las  het  bevel,  eindigde  de  partij  en  dronk  het  
 doodelijk  vocht tot de  heffe toe. Dag en nacht verschrikt door de gedachte,  
 dat hem eenmaal vergelding van Gods hand  zou treffen, zag Mingti in den  
 droom een stadhouder, die hem met den dood  bedreigde.  Den volgenden  
 morgen werd  dadelijk een  bandiet  uitgezonden om  dezen  te dooden.  Na  
 al  deze  euveldaden  naderde Ming ti  zijn levenseind, en blies  (474) zijne  
 met  bloed  bevlekte  ziel uit.  ’t Was zijn laatste  ernstige wensch, dat zijn  
 lieveling Lieuju in  de vergaderingder Rijksgrooten tot zijn opvolger mögt  
 benoemd worden, hetgeen  ook eenstemmig geschiedde. 
 Ondertusschen  was  de  prins  van Wei met zijne dappere Tartaren  niet  
 Stil in zijn land blijven zitten, maarhad belangrijkeslrooplogten  naar China  
 gedaan.  De  mandarijnen,  die  voor  de wreedheid  des keizers vreesden,  
 kwamen  bij  scharen  tot  hem  over,  en  hij  zond  dezen  weder naar hun  
 land,  om  andere officieren afvallig te maken  van bunnen  opperheer.  Hij  
 had reeds bepaald  om China ditmaal onder het juk te brengen, en spaardc  
 noch  kosten,  noch  bedreigingen  om  dit  te  bewerkstelligen.  Drie  jaren  
 lang  lag  zijn  veldheer voor  eene vesting;  toen  deze eindelijk stormender-  
 hand werd ingenomen, en  de kommandanl met fierheid weigerde voor den  
 overwinnaar  te  buigen, prees  de vorst die edele hooghartigheid,' en  beval  
 haar zijne hovelingen  ter  navolging aan.  Op  deze loopbaan stond de vorst  
 van  Wei  eensklaps  stil.  Zijn vader  had  de monniken  veroordeeld,  en op  
 zeer  zware straffen verboden  hunne leerstellingen  aan te  nemen, afgoden  
 te  aanbidden,  of  zelfs  beeldtenissen  daarvan  te  vervaardigen.  De zoon  
 beminde  die' dwaasheden,  leefde  in  hartelijke vriendschap met de pries-  
 lers,  en  gaf  eindelijk  tot  groote verbazing van  het hof te kennen,  dal  hij  
 zieh  van  de wereld afzonderen  enin een klooster begeven wilde, om  zijn  
 leven aan Boeddha te wijden.  Te vergeefs weigerde zijn zoon en het minis-  
 terie  om  dit  voorstel  goed  te  keuren,  de  oude  was  onverbiddelijk;  hij  
 overhandigde zijnen zegevierenden schepter aan denerfgenaam destroons,  
 en nadathij  zieh op  de binnenplaats van het paleis eenekluizenaarscel  had  
 laten  bouwen,  sleet  hij  daar  zijne dagen  in  gezelsthap van kwakzalvers,  
 die höm in de leer van het niets onderwezen. Zijn zoon was een wijs jonge-  
 ling,  die  de  liefde  des  volks  hooger  schatte,  dan alle overige goederen,  
 en  daarom met bijzondere  gestrengheid  de afpersingen  der mandarijnen  
 bestrafte.  Twee hunner, die zieh  knevelarijen  veroorloofd  hadden, waren  
 reeds veroordeeld,  toen ’s prinsen moeder voor hen om  vergiffenis  vroeg.