
iroep losbandige knapen tot ministers geroepen had, kwamen de ge-
leerden om hem liunne opwachting te maken en tevens voorslagen tot
eene betere regering mede te deelen. De dwingeland, die een zeer
onwetend mensch was, haatte kundige mannen, berispte hunne be-
moeijing met staatszaken, en besloot hen te doen vallen. Hij maakte bekend
dat alle in wetenschap bedrevene menschen naar de provinciestad
moeslen komen, om uit hun midden bekwame raadslieden en over-
heden te kiezen. Ten gevolge van dit opontbod verzamelden zieh
meer dan dertigduizend kandidaten. Zulk een aanlal had men
naluurlijk niet verwacht, echter kon een zeer groot gebouw
hen allen bevatten. Daar kwamen zij bijeen om een examen
te houden; dit moest op de plegtigsle wijze geopend worden.
Intusschen hadden de met bloed bezoedelde trawanten het gebouw
omsingeld en begonnen op een gegeven sein de versebrikte slagtoffers
te vermoorden. Geen enkele ontkwam e r , de slagtiug en moord waren
vreesselijk; alleeu Tschang bien tschong’s hart sprong op van blijd-
schap en hij verkjaarde in een open brief, dat hij het land van
onruststokers bevrijd had, waarvoor de natie hem dank verschul-
digd was.
Bij de belegering der hoofdstad was hem een keizerlijke prins in hauden
gevallen, en hij veroordeelde hem aanstonds ter dood. Deze afstammeling
van helhuis der Ming had 3000 kamerlingen, die de tiran tot zijne dienst
bestemde. Onder dit getal van werkelooze hovelingen waren er velen die
door kabalen wilden schitteren; dit kwam den dwingeland ter ooren.
Toen eenhunner hem de vereischte titels niet wilde geven, zond hij ter-
stond naar den vermetele, riep al zijne makkers bijeen, en vermoordde
ze op een en denzelfden dag. Naderhand nam hij aanstoot aan de Bonzen
en aan de afgodsdienst, die hem dwaas toescheen. Hij zeide daarom
tot de talrijke priesters: « gij moet een groot feest geven; niemand
onder u mag afwezig zijn; maakt alles prächtig gereed; ikzelf zal het
met den grootsten eerbied vieren.» Dit bevel werd naar de letter uit-
gevoerd. Toen kwamen alle monniken in fraaije gele kleederen, hielden
processies met waskaarsen, Iazen ook voor Boeddha de mis, en pre-
velden veel gebeden bij den rozenkrans. Maar zoodra men het sein
gal , werd ieder gegrepen en vermoord, en duizenden vonden den
dood. «Neemt een leger,» zeide de dwingeland tot den bloeddorstigsten
generaal, «doorkruist alle steden, en laat niet een priester of monnik
in leven, het zijn altemaal deugnieten, die het volk verleiden, onze
regering moet rein en zonder bijgeloof zijn.» Zijn bediende was een
Chinesche Marat en voldeed zoo getrouw aan het verlangen van zijn
heer, dat binnen weinige weken de geheele geeslelijkheid der provin-
cie, ongeveer 30,000 in getal, gedood werd en hetheidendom vernietigd
scheen. De zendelingen dachten daarom dat deze onmensch öf een Jood,
öf een Mohammedaan was.
Hoe zulk een monster zijn gezag over de Soldaten ko'n handhaven,
verhalen ons de geschiedschrijvers niet. Zooveel weten wij echter, dat
hij den werktuigen zijner wreedheid groote geschenken gaf. Eens had
een gemeen soldaat zieh bijzonder onderscheiden; de dwingeland wierp
hem zijn’ eigen gordel tot belooning toe. De soldaat raaple dien op,
bezag hem een tijd lang en spotte met het geringe geschenk. Tschang
hien tschong hoorde d it, liet zijn regiment de wapenen afleggen en het
vervolgens door de overige troepen neersabelen. Iedereen beeide daarom
voor hem, en toen de Man tschuren op de grenzen versehenen, ging
zijn eigen generaal, die den belangrijksten pas bezelte, tot hen over.
Dit berigl werd den dwingeland gebragt, toen hij juist peinsde op
de vernieling der Tartaren. Het viel hem zeer smartelijk zulk een
voorbeeld voor oogen te hebben, en hij besloot daarom de vreesselijkste
straffen uit te oefenen aan de vrouwen, kinderen en verwanten dier
overloopers. Daar de meesten hunner uit de hoofdstad waren, liet hij
het volk verzamelen en hield allen voor dat zij den dood verdiend
hadden en op het oogenblik sterven moesten. Toen hieven de vrouwen
een akelig geschrei aan, zij vielen op de knien, smeekten
om haar leven en dat harer kinderen, waaronder nog vele zuigelingen
waren, die zij krampachtig aan hären boezem drukten. Voor de
eerste maal was Tschang hien tschong getroffen, onwillekeurig kwamen
hem tränen in de oogen, en hij was op het punt om eene algemeene
amnestie af te kündigen. Maar de tijgerachtige aard van den wilde
keerde terug; hij schaamde zieh over zijne weekhartigheid; met afge-
wend gelaat riep hij: Soldaten, doet uw pligt. — De beulen vielen
aanstonds op de menigte aan en hakten elk, die hun te voren kwam,
neder. Maar weldra konden zij van vermoeijenis het zwaard niet meer
voeren. Toen grepen zij de menschen bij honderden en wierpen ze in
den stroomenden Jang tse, zieh verlustigende in de noodkreten der
verdrinkenden. Deze gruwelen duurden verscheiden dagen; doch ein-
delijk waren deze onmenschen van bloed verzadigd; de schoonste
meisjes, de bloeijendste jonkvrouwen hadden hetzelfde lot ondergaan
I I . . 8