
Niettegenstaande de minderjarigheid van den opperheer was het vrede
in China; want men had zeer goed geleerd, dat oorlog slechts onheil aan-
brengt. Dit is eene les der ondervinding, die der menschheid van alle
lijden en landstreken met geweld moet worden opgedrongen. Een voor-
zigtig generaal bragt Sse tschuen weder tot Tzin, de noordelijke gewesten
verlangden uithoofde van de gestadige onlusten weder naar het Chi-
nesche bestuur, en enkele distrikten onderwierpen zieh zelfs vrijwillig.
De uitzigtenvan hethemelsche Rijk waren dus zeer verblijdend, zoodat
Mu ti, die (361) zonder kinderen stierf, het rijk in een zeer goeden toestand
naliet aan zijn oom Ngai ti.
Onder dezen beraadslaagde men weder over het verleggender residentie
naar de oude hoofstad Lojang. Gelukkig waren de meeste stemmen in
den raad daar tegen, reeds in het volgende jaar rukte de jonge vorst van
Jen met zijne dappere Tartaren op dezestad los, en ondanks de heldhaf-
tige verdediging van tweeduizend man werd zij ingenomen,: Ngai ti was
intusschen bezig zieh door het drinken van ambrozijn, dat de: priesters
der Rede hem hadden aangeraden, de onsterfelijkheid te verwerven.
Natuurlijk bragt dit hem juist tot een tegenovergesteld doel, en stierf
hij in de volle kracht van den mannelijken leeftijd.
Zijn opvolger 1 ti (366) waagde hetom den prins van Jen wegens hunne
vermeteHieid den oorlog aantekondigen. Onder Hoan juen, een zeer
dapper generaal, waren de Chinezen zeer gelukkig, en reeds beeiden de
oostelijke Tartaren voor het bestaan van hun rijk. Om zieh te redden,
verbonden zij zieh met den aangrenzenden Staat van Tsin. De vorst, een
eerzuchtig man, wenschte niets vuriger. Zoo werd dan het hemelsche
leger van alle kanten aangetast en bijkans vernietigd. De troepen van
Tsin waren echter met deze overwinning nog niet tevreden;; zij tastten
daarom ook hunne bondgenooten aan, en trokken in triomf hunne hoofd-
stad binnen. Door dezen koeneii stap werd het hertogdom Jen vernie-.
tigd, en Tsin schreef thans de kleinere aangrenzende landen wetten voor.
Hoan juen kon echter zijne nederlaag niet vergeten, want hij was een
hoogmoedig man en verlangde zieh over den geleden hoon te wreken.
Keizer I ti was daarentegen zeer goedhartig, menschlievend, en een voor-
stander van den vrede. Toen zijn generaal op den duur aanvraag deed
om nieuwe troepen, ten einde toch eens iets beslissends te ondernemen,
werd hij toornig, en sloeg het hem geheelaf. Toen verzamelde Hoan juen
het leger, maakle bekend, dat Iti onbekwaam was voor de regering, en
plaatste Kien wen op den troon (371). Deze stierf uit vrees voor den
geweldenaar, en uit verdriet, dat hij zieh tot diens oogmerken moest
laten gebruiken.
Hiao wu, zijn zoon, een knaap van zes jaren, volgde hem op (373).
Zoodra Hoan juen dit vernomen had, rukte hij spoedig met zijn leger naar
de hoofdstad op. Geheei vervuld met eerzuchtige plannen, zag hij zieh
in den geest reeds als gebieder des Rijks, toen hij een ouden staatsman,
die het bestuur voerde, ontmoette. Deze bestrafte hem met ernst over
zijne verraderlijke oogmerken, en hield zieh naderhand dagen lang met
hem bezig. De dood nam den generaal weg, anders zou hij zieh zonder
twijfel meester gemaakt hebben van den schepter.
De Staat Tsin had intusschen een aanmerkelijken bloei bereikt, en de
hertog had de nomaden van het noorden reeds onderworpen aan zijn
gezag. Ongelukkig stierf zijn veldheer en raadsman, en toen hij nietaan-
stonds een evenzoo bekwamen man kon vinden, schreef hij zulks toe aan
de onverschilligheid jegens de leerstellingen van Kongfu tse. Hij verbood
daarom op de gestrengste straffen de eeredienst der Rede, en toen men
den voorzitter des raads eens met een boek dezer secte in de hand vond,
werd hij ter dood veroordeeld. Zoo hoopte men de ketterij uit te roeijen.
Daar het land inwendig in rust was, rukte het leger van Tsin hetgebied
des keizers binnen. Aanvankelijk scheen het, dat de Chinezen allen moed
verloren hadden, want verscheidene hunner generaals kapituleerden, ter-
wijl er zieh een in vertwijfeling den strot afsneed. Eindelijk kwam het
geheele leger voor een vesting. Hier had men een eedgedaan, om zieh
nooit over te geven> en toen de Soldaten onder de overgroote inspanning
schenen te bezwijken, vormde zieh een korps vrouwen, die onder hare
bevelhebster roemrijk op de wallen streden, en nadat er reeds een muur
veroverd was, weder een’ tweeden oprigtten. Tegen zulke verdedigers
konden de belegeraars zeer weinig uitriglen, en toen de stad niet door de
^wapenen kon worden genotneD, besteedde men eene groote som geids om
eene poort te doen openen, waardoor de vijand ’s nachts onbemerkt bin-
nentrok. De dapperheid der belegerden eerend, pleegde men volstrekt
geen gruwelen, maar bood den dapperen kommandant een zeer hoogen
post aan, dien hij evenwel afsloeg. Intusschen ontstond er een burger-
oorlog in Tsin, en daardoor werd China weder van den aanval der Tartaren
bevrijd.
Om de woelzieke hoofden bezig te houden, besloot de vorst van
Tsin, ondanks de tegenbedenkingen zijner wijste raadslieden, om het
zuiden weder aan te tasten. Doch de fortuin had hem verlaten; de