
dorpen en hij verdeelde het land in dislrikten. Zijne vrouw was ook
niet werkeloos, want zij legde zieh vlijtig op de zijdeteelt toe, en ver-
vaardigde van het weefsel zeer fraaije stoffen. Zij naaide zulke heerlijke
kleederen, dat hunne schoonheid nog nooit overtroffen is. Hoang ti wilde
ook de kunsten huldigen. Nadat hij de getallen, maten en gewigten inge-
voerd had, onderzocht hij de tijdrekening, en aan hem, zoo als men
beweert, is men den zestigjarigen tijdkring verschuldigd, dien de
Chinezen aannamen, in plaats van gelijk wij bij eeuwen te teilen. Men
begon in het 61® jaar zijner regering (2637 jaar v. Chr.) met deze tijdrekening,
zoodat het tegenwoordige jaar (1830) het 470 van den73en Cyclus
is. Nii begon hij ook de muzijk te beoefenen, en beval aan een zijner
hovelingen de noten uit te vinden, vermeerderde het getal instrumenten,
goot twaalf klokken, en gaf een zeer aangenaam concert. De tegenwoordige
Chinezen zeggen dat de ouden een veel fijner gevoel voor deze
schoone kunst hadden, en dat dit vooral tot veredeling der zeden strekte.
De instrumenten zijn nog dezelfde; oordeelt men naar het gebruik dat
zij er thans van maken, dan schijnt het trommelvlies van de bewoners
des hemelschen Rijks geheel tot been verhard te zijn. Het voortreffelijkste
echter, dat Hoang ti vervaardigen liet, was eene machine, die op vleijers
en laaghartigen als de wijzer op een uurwerk wees. Jammer dat dit
verloren geraakt is. Hoe nuttig zou het aan alle hoven geweest zijn!
Herschel zou misschien Hoang ti om zijn planetarium benijd kunnen
hebben, dat zeer in het klein bewerkt was; want op dit kunststuk
kan men den geheelen loop der hemelligchamen nazien. Hoang ti was
zonder twijfel de grootste bevorderaar der wetenschappen, indien het-
geen men van hem zegt, waarheid is. Hij is de eerste keizer waarvan
in de geschiedenis van Sse ma tsien melding gemaakt wordt.
Om het geluk uit te drukken dat men onder de regering van Hoang ti
genoot, verscheeade getrouwe grijpvogel, die altijd bij de voortreffelijke
vorsten van wel bestuurde landen zijn bezoek aflegt. Gedurende den
reistogt des keizers längs de kusten kwam een groot zeemonster uit
de golven te voorschijn, dat met hem een breedvoerig gesprek over
staatszaken hield, zoodat hij hier zeer goed onderwijs ontving. Het
zal misschien een walvisch geweest zijn, wiens omzwervingen en onder-
vinding van groot belang zijn, en die thans voor de eerste en laatste
maal een staallje daarvan gaf. Men verwachtte natuurlijk, dat onder
de vijf en twintig hinderen, die Hoang ti van zijne vier vrouwen naliet,
een edelaardig vorst zou gevonden worden, die den blöei des rijks
| oa doen voortduren; maar men bedroog zieh. Want Schao hao
iy 0pV0|ger wist niet anders dan een weelderig leven te leiden. Tot
dit einde verplaatste hij zijne hoofdstad naar elders, had vijf pheniksen in
ziin paleis, vond een nieuw muzijkstuk uit, en om toch lets aan staatszaken
te doen, veranderde hij de geborduurde zinnebeeidige figuren
die de mandarijnen op hunne kleederen droegen. Dit is de eenige
groote daad die uit zijn leven opgeteekend is. Onder zijne regering
k w a m eene ketterij in zwang, die in plaats van den hemel en deaarde
als de groote voorwerpen onzer aanbidding te vereeren, tot de demo-
i nen en de afgoden hare toevlugt nam. E e n e gruwelijke ligtzinnigheid,
fwaarover de geleerden zieh zeer geergerd hebben.
Zijn opvolger Tschuen hio kwam zeer jong aan de regering, en trachtle
‘ de dwalingen tegen te gaan, door eene verklaring van de plegtigheden
I bij het offeren, hij bragt ook zelf zijne gaven aan den Allerhoogste. Zijn
lievelingsstudie was de sterrekunde, hij verbeterde de jaarlijksche tijdrekening,
en had een aantal jonge lieden bij zieh die eene astronomische
academie vormden; zoo ver was men toen reeds gevorderd. Hoang ti had
gelukkig ook booten en rijtuigen uitgevonden, die zeer veel bijdroegen
om het onderling verkeer gemakkelijk te maken. Daarom viel het aan
Tschuen hio niet, moeijelijk zijne hoofdstad nogmaals te verplaatsen,
want de uitbreiding des rijks, dat ten Zuiden aan Tong king grensde,
maakte dit noodzakelijk. Tschuen hio was een zachtzinnig man,
die zieh veel met muzijk bezig hield en het volk in rust en vrede
deed leven.
Het was tot eene grondstelling geworden, dat niet de verwantschap,
maar de deugd het regt tot regeren geven moest, en daarom kwam
de zwarte Ti ko die ook den naam van Kao sin draagt tot den troon. Over
zijne beginselen uitte hij zieh op de volgende wijze. Geene deugd is
grooter dan de algemeene menschenliefde, en de beste regering is die,
welke de uitgestrektste voordeelen aan de onderdanen bezorgt. Het voortreffelijkste
in het bestuur is getrouwheid, en in het regeren welwii-
lendheid. De Schrijvers spreken van zijne wijsheid, die hij, slechts
vijftien jaar oud, reeds aan den dag legde, en roemen bovendien met
veel vuur zijne overige verhevene eigenschappen. Zij verbalen echter
geene groote daden, die door zulk eenen voortreffelijken man verrigt
zouden zijn; daarom houden wij zijne voortreffelijkheid voor een ver-
zinsel. Want behalve de loonkunst, waarin hij zijne bedrevenheid door
het vervaardigen van nieuwe muzijkstukken toonde, en het onderwijs