
magt in Thibet, nam het levend gedenkleeken des bijgeloofs te Lassa
in beslag, en vernietigde op die wijze het aanzien zijner vijanden.
Na zulk eene roemrijke regering, waarbij zoo vele schilterende
daden door de hand van den opperheer zelven verrigt werden, meende
men, dat Kang hi het toppunt van menschelijk geluk bereikt had.
Maar terwijl hij zieh verblijdde in zijne overwinningen, verwekte het
gedrag van den erfprins hem de grootste zorg. Deze had in zijn oudsten
broeder een zeer bepaalden vijand gevonden, die niets onbeproefd
liet om hem te belasteren, ten einde hijzelf eens den troon mögt bezit-
ten. Kang hi had reeds geruimen tijdgeregeerd, en de kroonprins was mis-
schien belust op hetbezit van onbeperkte magt, die hij reeds verscheiden
malen gedurende de afwezigheid zijns vaders in de woestijnen had
uitgeoefend. Uitdrukkingen van ongeduld, dat hij zoo lang moest wachten
, waren den onbedachtzamen jongeling misschien reeds ontsnapt.
Daarbij had hij ook, gelijk de meeste vorsten , een’ waarzegger in zijne
dienst, die hem verzekerde dat hij nooit den schepter zou dragen,
als hij niet op zekeren bepaalden dag werd gekroond. Nu werd ijlings
een standbeeid met veel bijgeloovige plegiigheden in Man tschurie be-
graven, om daardoor, zoo ttls men waande, het leven van Kang hi
te verkorten. — Dit waren de aanklaglen, die de broeder inleverde.
Men deed scherp onderzoek, maar kon niets bewijzen. De erfgenaam
des troons was inmiddels van al zijne eereposten ontzet en werd als
een gewoon gevangene behandeld. Zijn waarzegger werd in slukken
gehouwen, en al zijne aanhangers zeer wreed en onregtvaardig gestraft.
De partij des vijands zegevierde, en reeds voedden zijne hand-
langers veel hoop op de posten , die zij zonder twijfel zouden verkrijgen,
toen plotseling teedere aaadoeningen in de borst van den monarch
ontwaakten. Hij had zijn’ zoon hartelijk bemind en hem dus tot op-
volger benoemd. Bij naauwkeurig onderzoek der beschuldigingen was
het gebleken dat zij grootendeels het gevolg van achlerdochl waren, dat
ijverzucht de misdaden verzonnen had, en dat de ongehoorzaamheid,
die men den prins te last legde, nog zeer twijfelachtig was. Hij ont-
bood dus zijne ministers , die het meest hadden bijgedragen om den
erfprins af te zetten. Yerblijd liet hij zieh over zijne onschuld uit en
wenschte dat zijne dienaren hun vorig vonnis intrekken en de herstel-
ling der eer van zijn geliefden zoon verzoeken zouden. Ditverzoek volgde
intusschen niet; de ministers bleven zwijgen, volhardden bij hunne
vroegere verklaringen en werden dus afgezet, terwijl de lasteraar zijns
broeders niet gevangenis voor zijn leven lang gestraft werd. Maar de
onschuldige jongeling genoot niet lang de eer het vertrouwen zijns
vaders te bezitlen; zonder dat men de oorzaak kon aanwijzen,
werd hij weder tot den rang van gewoon prins vernederd, en zonk
weldra in vergetelheid, waaraan hij ook nooit meer onttrokken werd,
toldat hij eindelijk het schavot beklom. — Diepe zwaarmoedigheid
drukte Kang hi neder; hij kon de tooneelen niet vötgeten, die er in
zijne familie hadden plaals geliad, en werd zoo gekweld door zijne
sombere gedachten, dat hij dag of nacht geen rust had. Eindelijk
overviel hem eene hevige ziekte. Een minister, wien het heil des lands
zeer ter harte ging, zond zijnen zoon om den keizer tot het benoemen
van een erfgenaam des troons te bewegen. Kang hi nam dit voorstel
zeer kwalijk, want de dood was voor hem verschrikkelijk, en zelfs
zijdelings daaraan herinnerd te worden viel hem zeer moeijelijk. Hij
schonk evenwel vergiffenis aan den jongeling die hem het stuk overhandigde,
omdat hij het bevel zijns vaders volbragt had; maar de minister moest
het met zijn leven betalen. Zoo werd de beker der vreugde troebel
gemaakt, en Kang hi erkende dat alles enkel ijdelheid en leleurstel-
ling hier op aarde is.
Ongelijk aan al zijne voorgangers, had Kang hi herhaalde malen de
provincies van het zuiden bezocht. Dit waren geene reizen van louter
genoegen, maar met zeer veel zucht tot werkzaamheid verbonden. Kang
hi onderzocht alles, sprak met de geringste menschen, liet alle manda-
rijnen bij zieh komen en ondervroeg hen afzonderlijk over hun besluur.
Daarbij verried hij dikwerf zeer veel geestige luim, bragt de tirannen
in groote verlegenheid, sprak met buitengewone vlugheid over alle
onderwerpen van bestuur en nam van iedereen verzoekschriften aan.
Het volk eerde dus den magtigen, minzamen, nederigen monarch. Hij
liet ook somtijds gedenkteekenen zijner goedhartigheid achter. Op het
goudeiland in den Jang tse, werwaarts hij overstak, en waar hij zieh
een tijd lang ophield, verfraaide hij den tempel, die zieh zeer romanesk
verloont, en rigtte eene boekverzameling op, die in pracht en schoon-
heid haars gelijke niet heeft in geheel China. Dit geschiedde alleen om
aan de Boeddhisten te behagen. Maar toen hij zieh in Tschue kiang
bevond en van de Christelijke kerk in de hoofdstad hoorde, gaf hij
eene aanzienlijke som ten geschenke, en verlangde de voorbidding der
gemeente. De priester zelf vergezelde in eene boot den vorst, die hem
zeer liefderijk ontving, maar wegens de zwakte van den ouderdom