
TUSSCHENREGERING.
KING TAI , IN DE WALHALLA GENAAMD KING TI.
(1450-1457).
Jing tsong’s zoon was nog te jong, daarom verhief men zijn’ broeder
King tai ten troon, om gedurende zijne regering het land te besturen.
Deze jongeling wees het aanbod lang van de hand; maar vermits de
behoefte van den Staat een krachtigen vorst eischte, gaf hij eindelijk toe.
De eerste proeve zijner magt, toen hij Wang tschin’s aangelegenheden
wilde regelen, Iiet hem geen twijfel overig, dat het minislerie bereid
was om zelf het opperste gezag overate nemen en hem alleen den
naam te laten. Met veel meer goedkeuring werd evenwel de voorslag
tot ligling van een groot leger opgenomen; want de onrustige Je sien, na
lang op het gevorderde losgeld gewacht te hebben, en in het denkbeeld
dat het hof met hem den spot dreef, rukte thans met een magtig leger
de provincie Tschi li binnen. Eensklaps stond hij voor de poorten van
Pe king, en men was genoodzaakt twee gezanten naar hem af te vaar-
digen. Daar niemand van de opperste mandarijnen moed had tot zulk
eene onderneming, werden twee ambtenaars van minderen rang naar
Je sien gezonden. Zij vonden den keizer in eene tent en den Khan
met een zijner verwanten in voile wapenrusling aan zijne zijde. Hij
snaauwde hen terslond bits to e , en berisple het Chinesche hof over de
minachting, waarmede men hem behandelde, door oflicieren van onder-
geschikten rang te zenden. Men had dus niets van zijne welwillendheid
te verwachten, en het geheele hof verkeerde in den groolsten angst
over den afloop van dezen veldtogt. Onder de talrijke bloodaards bevond
zieh echter een man, die ernstig en kloekmoedig het vaderland ver-
dedigde. Terstond bij den aanvang had hij reeds een bode naar Liao
long gezonden , om den stadhouder aldaar met zijne uitgelezensle
I I . i