
 
        
         
		narch;  hij  hield  vcrbodcn omgang methaar, hetgeen  den  keizerzoo  zeer  
 mishaagde,  dal hij de laalste  naar het kloosler zond en  den eerste  uit de  
 hoofstad bande.  Daardoor verloor hij zijn  besten sleun en werd  weder  in  
 den beklagelijkslen  toestand verpiaatst. Hij bezatvele voortreffelijke eigen-  
 schappen,  was  opgeruimd,  beminde het  volk, was regtvaardig, viijlig en  
 vastberaden,  en toch altijd ongelukkig.  Toen hij  den  troon  besteeg, was  
 het volk over het  algemeen gelnkkig;  toen  hij  zijne  regering  eindigde  
 (804),  was  het  volk  in  diepen  rouw;  nietzoo zeer wegens zijn verlies,  
 dan wel omdat een ieder zooveel  te lijden  had. 
 Tschun  tsong was een  geleerde  jongeling,  die gediehten schrijven  en  
 beoordeelen  kon,  en had  dapper  voor  zijn  vader  in  de  vestingen  ge-  
 slreden. Niets onlbrak er,  om  hem  tot een goed  regent te  maken,  dan  de  
 beide der onderdanen  en  de gehechtheid van de Grooten; doch  het scheen  
 dat  hem  geen  van  beide werd  loegedragen.  Behalve  dal kwarn  er  nog  
 eene  ziekte  bij;  toen  schreven  hem  eenige  slaatslieden,  dat  hij  zieh  
 gtheelenal moest onttrekken aan  de zorgen derregering en  die overgeven  
 aan  zijn  zoon  den  kroonprins.  Buitengewoon,  even  als deze eisch, —  
 de  nederige  vorst  bewilligde  zeer  gaarne  in  dit  verlangen,  gaf  den  
 schepter  aan Hien tsong,  en  de  dood  nam hem  reeds  in  het volgende jaar  
 weg (80S). 
 Dezejonge man, wiens benoemingtot keizer algemeene blijdschap  ver-  
 wekle,onlvingbij zijne troonsbeklimmingzeer kostbare geschenken,die hij  
 alle van de  hand wees. Hij  wilde zelfs een  paar schoone meisjes, ondanks  
 hare  bekoorlijke  gestalte,  niet  in den  harem  opnemen.  Met blijde ver-  
 wachting hield  hij  nu het oog op de toekomst gevestigd en verheugdezich  
 bij  voorraad in de gelukkigsle regering.  Doch zijn heldereblik werd spoe-  
 dig  door den onverwachlen  dood van een  getrouw  generaal  verdonkerd.  
 Deze was het voorwerp van  den grootsten  eerbied  aller Soldaten,  die hem  
 als  hannen  grootsten  weldoener  beschouwden.  Want  hij  trok zieh  het  
 lot  hunner  weduwen en  weezen aan, en ,zorgde ook  voor de vrouwen  als  !  
 de mannen in  het veld waren.  Zij  rigtten hem  een  prächtig gedenkleeken  
 op,  waar  zij  regelmatig  hunne  offers  bragten. — Naauwelijks had  hij  
 zijne oogen  gesloten, toen een zeer trotschenonbeschaafdofficier, dien men  
 tegen  ’s keizers  raad en  wil naar eene afgelegcne provincie gezonden had,  
 weder tot gehoorzaamheid moest gedwongen worden. Nukwamenallestad-  
 houders naar dehoofdstad,om den monarch geluk  te wenschen; daar een  
 bloedverwant  van  Hien  tsong achterblecf, koesterde men  terstond  kwaad  
 vermoeden  tegen hem.  Dit  bevestigde zieh ook  zeer spoedig,  en het werd 
 duidelijk,  dal  de  vermetele  naar  de  kroon  streefde.  Maar  hij  werd  
 gevangen  genomen  en  ter  dood  gebragt,  en  zijne  talrijke  beziltingen  
 werden  onder  de  staatsdienaren  verdeeld.  Nu zocht de  keizer  zieh met  
 ernst  de  liefde  der  natie  te  verwerven,  en  raadpleegde  de  ministers  
 overelken maatregel,  dien  hij  nam.  Om  opstand voor te komen,  wilde  
 men  de  erfelijke  posten  der mandarijnen afschaffen,  want dezen waren  
 in  het  bezit  van  groote  voorregten  en  konden  elk  oogenblik  eenen  op-  
 sland tegen de regering  verwekken.  Het vasthouden  aan  oude gebruiken  
 stelde  de  nieuwe  verordeningen  groote  hinderpalen  in  den  weg. — De  
 monarch  deed  afstand  van  de  eer,  om  een  marmeren  bord  met  het  
 opschrift van  den deugdzame en heilige in  een’  tempel te plaatsen;  want  
 zijne  raadslieden  beweerden,  dat  noch  Jao  noch  Schun  zulks  gedaan  
 zouden  hebben.  Het  eenige  wat  men  hem  verwijten  kon  was,  dat  hij  
 den  kamerlingen  te  veel  invloed  liet.  Ondanks  alle  vermaningen  der  
 eerzuchtige Grooten,  wilde hij  zijne lievelingen volstrekt niet verstooten.  
 Een hunner werd  lot generaal  benoemd,  en  trok met zijn leger op  tegen  
 een’ rebel.  Deze  spotte met de magteloosheid van  den  armen  bloed,  die  
 hem  durfde  aantasten,  en  overwon  hem  in  twee  veldslagen.  Zoo  kon  
 de minister  er  dan  op aandringen,  om  hem  uit al  zijne  posten  te ont-  
 slaan.  De  staatslieden  werden  daardoor  steeds  vrijmoediger;  deed  de  
 monarch  iets, wat juist niet met hunne plannen  slrookte,  dan  berispten  
 zij  hem  dikwijls  zeer grof.  Als hij  toegaf,  deed  men  hem  nog  harder  
 verwijten,  zoodat hij  zieh zeer ootmoedig jegens zijne dienaren  gedragen  
 moest.  Toen  hij  eens  sedert lang  de akademie  niet  had  zamengeroepen  
 om  het gevoelen der leden  in te winnen ,  noodzaakte het ministerie hem  
 daartoe,  zonder eenig ontzag.  De  keizer  was  een  groot  liefhebber  van  
 de  jagt;  nadat  hij  lang  had  rondgezien  naar  herten en  er juist eenigen  
 in  ’tgezigt  kreeg,  herinnerde  hij  zieh,  dat  de  raad  op  helzelfde  uur  
 zitling  hield;  aanstonds  keerde  hij  naar  zijn  paleis  terug,  om  geen  
 aanstoot te  geven.  Een  zijner  dienaren  vond  er  genoegen  in  om  Hien  
 tsong  tegen  te  spreken;  toen  deze  zieh  daarover  beklaagde,  verze-  
 kerde  men  hem,  dat  de  rondheid  van  den man,  die alles  op  de  voor-  
 treffelijkste  wijze  bestuurd  wenschte  te zien,  de  ware  oorzaak  van zijn  
 tegenspreken  was.  De  goedhartige  vorst  stelde  zieh  daarmede  weder  
 tevreden. 
 Er was  echter  eene staatsaangelegenheid,  die  zieh  noch  door onder-  
 zoek,  noch door bevelen in orde liet brengen.  Dit waren de geldmidde-  
 len.  De  staat was  genoodzaakt,  800,000 sdldaten  te  onderhouden.  Het 
 15