
zieh, ondanks de voorkeur zijner moeder voor dezen gunsteling; hij ver-
wijderde hem uit zijn voornaamsten post en benoemde Pei tscheu tot
opper-staalsraad. Deze vernedering kon Ti mu tier ter naauwernood
verdragen. Hij peinsde dus op wraak en op den val des nieuwen ministers.
Het geviel juist dat de nieuwe minister eenigen tijd afwezig moest
zijn, en de verstootene maakte van deze gelegenheid gebruik, om zieh
weder bij den vorst in te dringen. Daartoe vvenschte hij den keizer te
bezoeken. Maar toen hij aan de poort gekomen was, weigerde men hem
op uitdrukkelijk bevel den toegang. Diep gekrenkt over deze vernedering,
keerde hij weder naar zijne woning, wierp zieh op zijn bed en stierf
kort daarop van wrevel, tot groote blijdschap van het geheele hof en
diepe droefenis der keizerin. Nu was men er op bedacht om zijne slagt-
offers uit de gevangenis te bevrijden en tevens zijne medepligtigen in
hechtenis te nemen. Het eerste was spoedig gedaan; maar toen men ont-
dekte dat een aantal Grooten zijne medepligtigen waren, vond men het
noodig de maatregelen ten aanzien hunner straf nog uit te stellen.
Intusschen vormde zieh eene zamenzwering, die grootendeels bestond
uit aanhangers van den verfoeiden minister. Om zieh van de straf voor
hunne misdaden te bevrijden, zonden zij spoedig een afgevaardigde naar
Je sun-Ti mur, den kleinzoon van Hu pi lai, die zieh toenmaals in Tar-
tarije bevond, om hem de kroon aan te bieden. Zoodra de bode zijne tent
bereikteen hem deze lijding bragt, werd de jongeling bijkans woedend
van verontwaardiging, en zond aanstonds berigt van dit voornemen naar
de hoofdstad.
Het was juist zomer, en de keizer wilde zieh, als gewoonlijk, naar Tar-
tarije afzonderen, om daar de koelte te genieien. Toen hij zieh op reis
begaf, had hij een zeer levendig voorgevoel van een aanstaand ongeluk, en
bragt een geheelen nacht in de grootste onrust door. De zamengezwo-
renen, die hem omringden, — want het waren personen van hoogen
rang, — vreesden dat de geheele aanslag om den prins van den troon te
stooten ontdekt was. De priesters, die de onrust van hunuen heer zeer
spoedig opmerkten, wilden vasten en bijgeloovige gebruiken verrigten,
om, zooalszij voorwendden, het naderend ongeluk te keeren; ook wilden
zij het volk door eene algemeene amnestie tevreden stellen. Toen bemerkte
de minister dat zij iets in hun Schild voerden, en gaf hun eene zeer
scherpe vermaning. «Nu is het tijd,» riepen de zamengezworenen toen zij
dit hoorden, «wij willen niet langer wachten, wij moelen dadelijk ons
plan ten uitvoer brengen. » In het duister van den nacht drongen zij alzoo
met hunne sluipmoordenaars eerst in de tent des ministers, vervolgens in
die van den monarch, die, groot vertrouwen stellend op de liefde dergenen
die hem omringden, zonder Sterke bewaking sliep. Beide waren lijken
binnen weinig oogenblikken, en de zwarte daad was gepleegd, zonder
dat men er in het leger het minste spoor van ontdekt had.
Zoo stierf Schu te pa la (1323), een jongeling, die regt had gegeven op
de schoonste verwachtingen. Hij gaf het welboek uit, dat men nog kent
onder den naam van het Mongoolsche. Gedurende zijne. körte regering
werden er twee opstanden gedempt, door priesters der Rede en van Boed-
dha veroorzaakt. — De keizer evenaarde zijn vaderin zachtmoedigheid
en hartelijke liefde tot zijne onderdanen; indien hij langer geleefd had,
dan zou men in hem een tweeden Tilus gevonden hebben.
Je sun-Ti mur, dien de Chinezen Tai ting noemen, kwam spoedig naar
de hoofdstad, nadat hij den moord van zijn aanverwant vernomen had.
Hij was eerst niet van zins met gestrengheid jegens de daders tehandelen,
maar een minister verzekerde hem dat hij, wanneer hij dit niet deed, als
medepligtige zou beschouwd worden. Nu nam hij zeer ernstige maatregelen.
Aan eenigen der zamengezworenen werd op dezelfde plaals, waar
de moord begaan was, de doodstrafvoltrokken, anderen werden gebannen
en de overigen ondergingen de schandelijkste doodstraffen. Nadat er dus
voldoende wraak genomen was, bestormde men den nieuwen monarch
met beschrijvingen van de eilende, die in het land plaats vond. Het schijnt
ook dat deze zeer groot geweest is; pest, droogte en sprinkhanen wedij-
verden om het rijk te verdelgen. Alles was vol jammer en onheil. ie n
der censors, die zieh geroepen gevoelde om de oorzaken aan te wijzen die
tot dezen treurigen toestand aanleiding hadden gegeven, klaagde de Boed-
dhisten en Taoisten aan, die door hunne veelvuldige offers den hemel ver-
toornden. Een der gronden voor deze ongevallen was ook de parelvisscherij,
in de zee van Canton; want zeer veel menschen verloren daarbij hun leven;
de vangst werd duur verkocht en gaf aanleiding tot veel verkwisting. —
Een van de vreesselijkste aardbevingen, die ooit in de geschiedenis vermeld
worden, had onder deze regering plaats. Geheele streken lands ver-
zonken. Duisternis bedekte het aardrijk op den helderen dag, en kloven
van eene vreesselijke lengte, waaruit een zwaveldamp oprees, vertoonden
zieh längs de vlakten. Zoo was men beducht dat er verschrikkelijke dingen
ophanden waren. Doch hetgeen het hof nog veel meer verbaasde, was de
diefstal van een der zilveren tafels uit het keizerlijk Walhalla, die als zeer
heilig beschouwd werden.