
der jeugd, is zijn leven arm aan ondernemingen. Toea de barbaren in
opstand waren, maakte hij bekend, dat degeen die hen versloeg, de
schoonsle vrouw tot gemalin zoude verkrijgen. Dit prikkelde den hel-
denmoed van zijn opperbevelhebber, wien ook na de overwinning der
vijandelijke horden deze schoone belooning ten deel viel.
Kao sin huwde achtervolgens drie vrouwen, die alle onvruchtbaar ble-
ven, de vierde die hij naderhand nam, baarde hem een zoon. Dit wekte
de ijverzucht der andere op, zij offerden terstond äan den Oppersten
Gebieder, werden insgelijks zwanger en bragten zonen voort, wier nako-
melingen in het vervolg stamvaders van vorstengeslachten werden. De
laatste werd evenwel tien maanden na den dood des keizers geboren,
en dit bragt de weduwe in opspraak. Om zieh van de scharide
te bevrijden, legde zij het kind in het gebergte te vondeling, en liet
het aan zijn lot over, maar de wilde dieren bragten het voedsel en de
havikken bedekten het met hunne vleugelen. Weldra begon het zoo
luidkeels te schreijen, dat de herders er op afkwamen, het opnamen en
groot bragten. Dit is de jongeling die-onder den naam van Heu tsi bekend
is. Hij doorkruiste het gebergte, en legde zulk eene vlijt in alle
dingen aan Hen dag, dat de keizer Jao hem tot opziener van den land-
bouw aanstelde, en naderhand tot sladhouder van de provincie waar
zijne moeder gewoond had. Hier werd hij derwijze van kinderlijke liefde
doordrongen, dal hij aan hare afgescheidene ziel bestendig offers en
geschenken bragt en daardoor de vereering der afgestorvenen grondvestte.
Zijne nakomelingen hielden deze gewoonte in stand; van hem stamtde
dienst der gestorvene ouders af, die naderhand het gewigtigste deel
van de geheele eeredienst uitmaakte. Men vindt nog gezangen in
het liederenboek (Schi king), die op de zwakheid der keizerin zin-
spelen, en te gelijk hare verdediging beheizen. Van Hen tsi stammen
de Tscheu af.
fi schi, Ti ko’s zoon en opvolger, was een rampzalig mensch, die,
geheel aan zijne hartstogten overgegeven, de voorstellingen zijner
grooten geen gehoor wilde leenen. Daarom onttroonden zij hem en
verkozen in zijne plaats den beroemden Jao, zijnen broeder. Met hem
begint een nieuw tijdvak. Fo hi moet 29S3 jaar v. Chr. geregeerd
hebben, en deze nietswaardige vorst Ti schi, wien andere geschied-
schrijvers een vrijwilligen afstand toeschreven, verliet in het 23589‘° jaar
den troon. Deze alleenheerschers hebben zoo langdurig geregeerd,
dat men bijkans moet aannemen dat zij vöör den zondvloed hebben
Leleefd; en is dit het geval, dan hebben wij aan Noach hunne geschie-
denis te danken!
r Tot zoover strekt de tijd der overlevering en verdichting. Vergelijkt
men dezen met dien der Grieken, dan vindt men noch een Hercules,
inoch een Theseus, en de oude Chinezen zijn te voorzigtig om zieh
aan een Argonautentogt te wagen, of zieh in de avonturen van eenen
Trojaanschen oorlog te wikkelen. Bij hen is alles zajtelijke werkelijk-
[heid. (Sachlichkeit). De latere Schrijvers die ons deze verhalen over-
¡geleverd hebben, konden zieh volstrekt geenen anderen toestand der
wereld denken, dan dien zij dagelijks voor oogen hadden. Daarom
fontbreekt hun de kinderlijke zin des eersten menschdoms, en hoe-
fzeer de beschaving trapsgewijze hären gang gaat, zoo zijn de sprongen
ftoch te groot om den schijn van waarheid te behouden. Dat China
[zeer vroeg vorderingen in kunsten en wetenschappen maakte is boven
allen twijfel verheven, en dat dit geschiedde in een tijdperk waarin
nog niemand dacht om de verschillende uitvindingen op te teekenen, laat
zieh insgelijks zeer wel denken, ^ i j öiogen ook aannemen dat de bo-
vengenoemde vorsten in de gedachtenis hunner nakomelingen bleven
leven. Doch dit is al wat wij hierover zeggen kunnen; den sluijer
dezer tijden op te ligten is boven onze magt. De geschiedschrij-
vers van het hemelsche Rijk hebben dit beproefd, zij staan echter ten
aanzien van de waarheid en eenvoudigheid hunner voorstellingen verre
beneden de Grieksche dichters.