
vele aanhangers, en was daarenboven een waaghals. De beschuldigingen
waren vreesselijk; bijzelf beefde bij de gedachte aan rekenschap. Voor
ditmaal vergenoegde men zieh met hem naar Ho nan te bannen. Zijne
aanklagers zaten nu als voorzitters in het kabinet, maar ondervonden
spoedig zooveel zwarigheden en zulken nijd, dat de een na den ander
zieh verwijderde. Daardoor werd de uitvoering der plannen van bestuur
zeer verhinderd, totdat eindelijk een ander man aan het hoofd geplaatst
werd, die niet alleen billijk, maar ook onbevreesd alle grootsche plannen
volvoerde en zieh nooit door zwarigheden van het spoor liet brengen. Hij
stelde zieh naderhand aan het hoofd des legers, streed dapper voor het
rijk, en stierf eindelijk, toen men hem 't allernoodigst had. Indien
men tien zulke staatslieden gehad had, dan zou de heerschappij der
Mongolen nog niet le gronde gegaan zijn.
Eertijds was er een zekere Ha ma als Major-domüs in het paleis. Hij
kende ’s keizers neiging tot zingenot zeer wel, daarom bragt hij een Lama,
die zeer vindingrijk was in ’t uitdenken van genoegens, naar het paleis; deze
bragt schoone vrou wen mede, die door wulpsche dansen het wellustige hart
van To hoan Ti mur betooverden. Men had daarenboven een vaartuig ge-
maakt, dat alle gereedschappen, enzelfseenekunstigemachine, zooais men
nog nooit gezien had, bevatte, om den nietswaardigen vorst te vermaken.
Als er onaangename berigten uit de provincies kwamen, begaf de keizer
zieh naar de deelgenooten zijner vermaken en bragt dagen achtereen met
zweigen en brassen door, zonder zieh zeer veel om staatsaangelegenheden
te bekommeren. Hama, de ontwerpervan al de Bacchanalien, had evenwel
zeer weinig achting voor zijn’ ligtgeloovigen heer; nadat hij hem verleid
en onlzenuwd had, verklaarde hij, dat hij onwaardig wasom te regeren, en
stelde den kroonprins als opvolger bij zijn vaders leven voor. Deze jonge
man, geheel ongedachtig aan den pligt eens zoons, leefde alleen voor de
eerzucht en reikhalsde met schandelijk verlangen naar de kroon. Ha ma
was zijn vriend en vermaande hem krachtig voor zijne gewaande regten te
stnjden. Doch hij had zulk een aansporing niet noodig; de prins beloofde
dat hij de gouden eeuw weder zou doen aanbreken, de magt der Mongolen
uitbreiden, en ’s lands welvaart herstellen. To hoan Ti mur, die nog in
den bloei zijner jaren was, kon niet besluiten om afsland te doen; er
ontstond dus een burgeroorlog. De erfgenaam des troons vlugUe uit de
residentie en verzamelde een leger, terwijl de handhaver van de regten
des keizers, l’o lo Ti mur, met eene dappere schare de rebellen sloeg en
naderhand zelf minister werd. Hij verdreef de Lama’s en al datgespuis uit
de nabijheid van het paleis en verbood zelfs de uitoefening hunner bij-
geloovige gebruiken. Hij was een man, die kracht genoeg bezat om mis-
bruiken af te schaffen, maar die geenszins verstond eene betere orde van
zaken in te voeren. Jegens de keizerin handelde hij zeer gewelddadig, en
toen haar zoon zieh niet gewillig naar de hoofdstad liet brengen, nood-
zaakte hij haar eigenhändig een brief te schrijven om hem naar de resi-
denlie te ontbieden. De jongeling sloeg geen acht op die aanmaning; hij
verzamelde slechts te meer troepen, om zieh dapper tegen den vijand le
verdedigen. Verijdelde plannen maakten Po lo Ti mur gemelijk; hij liet
zieh dikwijls door blakende hartstogten vervoeren om zijne onderhoorigen
in oploopende drift te dooden en gedroeg zieh als een razende, die ner-
gens naar vroeg dan naar zijn eigen wil. De keizerin zocht hem inlus-
schen voor haar in te nemen en gaf hem een aantal jonge meisjes ten
geschenke, in wier armen hij vergoeding voor zijne booze luimen vond.
Maar hij had zieh reeds te zeer gehaat gemaakt; daarom peinsde men op
zijn verderf. Toen hij op zekeren dag met groote pracht de straten door-
kruist had en eindelijk het paleis genaderd was, werd hij in de poort
gedood. Vermits er niemand was, die zijne plaats kon bekleeden, onl-
stond er eene tüsschenregering, gedurende welke de erfgenaam des
troons zieh weder in het bezit stelde van alle magt. Hij werd later tot
opperveldmaarschalk van het geheele rijk benoemd, en wilde toen vol-
strekt keizer worden. De Chinezen hadden echter zorg gedragen, dat bij
zijne uitbreiding van magt de Mongolen geen sluk van hun land bezitten
zouden; en alzoo leverde dit goddelooze gedrag van den onnatuurlijken
zoon hemzelven geen voordeel op.
Bij zulk een toesland van algemeene verwarring was het geenszins le
verwonderen, dat de sedert lang hevig onderdrukle en geplaagde groole
natie gebruik zou maken van dezen tijd, om het'knellende juk der vreem-
delingen af le schudden. De roem van de dapperheid der Mongolen was
reeds lang vervlogen; men zag in hen niet meer de helden, maar de
barbaren en onderdrukkers; haat en verachting jegens hen vervulden de
borst aller Chinezen. Daarbij zagen zij met blijdschap, dat de tirannen
onderling verdeeld waren, en de een den ander met groote legers beoor-
loogde. Terwijl zoowel in Tartarijeals in eenige gedeellen van China het
eene leger tegenover het andere stond, en de dapperste Mongolen in de
wederzijdsche twisten hun leven beten, ontstonden er belangrijke parlijen
in het Zuiden. Kuang long, Fo kien en het vruchtbare Tsche kiang waren
de eerste provincies, die de banier des opstands zwaaiden. Een zeeroover