
 
        
         
		en  betaalde  altijd  in  klinkende  munt,  niet  met  papieren  geld,  zoo  als  
 de  Mongolen  deden.  Hoe  dit  mogelijk  was,  kunnen  wij  thans  niet  
 begrijpen.  Het  was  zekerlijk  eene  goede  school  voor  hem  geweest,  
 eerst  met  honger  en  gebrek  te  strijden,  om  aldus  spaarzaamheid  en  
 bekwaamheid  in  geldelijke  aangelegenheden  te  leeren.  Ondanks  al  de  
 krijgsondernemingen  waren  door  de  toovenaarshandelwijze  dezes  
 grooten  mans  de  Staatskassen  gevuld,  en  het  land  werd  niet  gedrukt  
 door  belastingen  van  aanbelang. 
 Ofschoon  Hong  wu’s  opvoeding  zeer  armoedig  geweest  was,  bezat  
 hij  veel  natuurlijken  aanleg  tot  welsprekendheid,  hoezeer  niet door  
 oefening  beschaafd.  Het  was  dus  een  bijzonder  genoegen  voor  hem,  
 een  groot aantal menschen  bijeen  te  roepen, alsdan een  spreekgestoelte  
 te  beklimmen en,  gelijk een  prediker,  hen  tot  deugd  en  navolging  der  
 ouden  te  vermanen.  Hij  deed  dit  dikwijls  en  bij  alle  plegtige  gelegen-  
 heden,  en  verwierf  den  lof,  dat  sinds  de  dynastie  van  Tscheu  geen  
 monarch zieh zoo veel om  het zedelijk welzijn des yolks bekommerd had. 
 Van  de  Boeddhistische  begrippen  behield  de  monarch  zeer  weinig,  
 hoewel hij  in zijne jeugd alle  gebeden van  buiten geleerd had.  De eenige  
 maal,  dat  hij  eene  geneigdheid  tot  deze  secte  betoonde,  was  bij  ge-  
 legenheid  van  den  bouw  eens  prächtigen  tempels  op  dezelfde  plaats,  
 waar hij als jongeling met  een  troep  losbandige  knapen  het  gebouw  in  
 brand  had  gesloken.  Hij  liet  ook  een  zeer  fraai  lokaal  in  de  nabijheid  
 oprigten,  waar  men  hem  de  lijst  der  bijdragen  van  alle  stichters  der  
 eerste dynastien overhandigde.  Hoe  spaarzaam  hij  overigens  in zijne  
 geheele  huishouding was,  besteedde  hij  toch  zeer  belangrijke  sommen  
 aan praalgraven. Hij bouwde die ter eere  van de beroemdste  keizers  uit  
 elk  geslacht,  en  was  dikwijls  zelf bij  de offeranden tegenwoordig.  Toen  
 bemerkte  men,  dat  hij  zieh  evenzoo  eerbiedig  gedroeg  als  een  oud  
 priester,  hetgeen de Chinezen,  die met zulk een  handelwijs hartstogtelijk  
 ingenomen zijn,  ook  zeer  beviel.  Hij  vereerde  Kong fu tse  bovenmate,  
 en noodigde een zijner afstammelingen  ten  dringendste om zieh bij  hem  
 met der woon te vestigen. Deze stelde zijne komst een geruimen  tijd uit,  
 en  verviel  daardoor  in  ongenade;  maar  de  monarch  verzekerde  hem  
 naderhand in de hoofdstad  een  zeer belangrijk  inkomen.  Akademien  en  
 scholen bloeiden onder zijne zorg,  en de oude geleerdheid  kwam  weder  
 op  denzelfden  voet, waarop  zij onder de dynastie der Han reeds vroeger  
 geweest was. Bit was inderdaad een  herleven van den Chineschen geest,  
 die  in  den  nieuwen  vorst  zijn’  onwrikbaren  steun vond.  De lijden  der 
 barbaarschheid  waren  voorbij  en  de  geleerden  verkregen  weder  eer-  
 ambten  en  inkomsten.  De  mannen,  die  den  meesten  invloed  hadden,  
 werden derhalve de verdedigers van de nieuwe  regering en bevalen hun’  
 beschermer bij  het vojk aan als een’ der beroemdste wijzen. 
 Hong wu bemoeide zieh  nooit met wetgeving,  maar liet voorloopig de  
 bestaande  verordeningen  van  kracht  blijven.  Hij was  zeer  zachtzinnig,  
 en het kostte veel moeite,  om  hem  tot de onderleekening van eendood-  
 vonnis over te halen.  Alleen  hoofdmisdadigers,  en  dan  nog  in geringen  
 getale,  werden  geworgd.  Gedurende  zijne  regering  had  er een buiten-  
 gewoon  voorval  plaats,  waarin  hij  niet  wilde  beslissen.  Een  zoon  had  
 zijn eigen kind aan een’ afgod  geofferd  om  de  genezing zijner moeder te  
 bevorderen.  Kinderlijke  liefde  en  gevoellooze  wreedheid  waren  hier  
 yereenigd;  doch  daar  aan  de eerste naar de denkwijze des  volks  alle lol  
 toekomt,  kon  men  dit vergrijp niet gestreng  straffen. — Een’ sluikhan-  
 delaar,  dien  men ter dood veroordeeld had,  stelde de goedhartige vorst  
 weder  in vrijheid  en  berispte  zijne  mandarijnen wegens hunne onbarm-  
 hartigheid. Daarentegen was hij bijzonder gestreng, als men een bnrgerlijk  
 ambtenaar van het minste  bedrog overtuigen kon.  Gelukkig  had hij daar  
 zeer zeldzaam  reden  toe; want hij was buitengewoon gelukkig in de keus  
 zijner  dienaren,  die  juist  geschikt  waren  voor  den  post,  dien  hij  hun  
 opdroeg. 
 Hij  vond  zijn  besten  steun  in  de  getrouwe  echtgenoot,  die  hij  uit  
 zuivere  liefde  ten  huwelijk  genomen  had.  Zelfs wanneer men  hem  aan  
 hären nederigen  stand  herinnerde  en hem uit de bekoorlijkste schoonen  
 liet  kiezen,  bleef  hij  nog  te vaster aan de oude vrouw gehecht.  Zij was  
 zijne  raadgeefster,  zijne,  bestendige  gezellin,  zijne  troosteres,  zijn  
 minister  en  staatsraad.  En  toch  matigde  zij  zieh  nooit  bijzondere  eer  
 aan,  maar  bleef altijd  gehoorzaam  en  dienstvaardig,  alsof  zij  nimmer  
 de  hut  verlaten  had,  waar  zij  geboren was.  Daarom  gaf  zij  ook  nooit  
 ergernis,  en het goede, dal zij verrigtte,  was  rein  en verheven,  vrij  van  
 nijd en wraakzucht.  Zij  stierf  vöör  hären  gemaal,  en  Hong wu  kon  de  
 droefenis  nooit  vergeten,  die  de  dood  dezer  edele vrouw hem  veroor-  
 zaakte.  Zeer  weinige  vrouwen  kunnen  met  haar gelijk gesteld  worden.  
 Zij was dezelfde in haar huis,  als in  het kabinet, altijd de beschermende  
 engel,  op alle onheilen voorbereid. 
 Hong  wu  hield  gedurende  zijne  laatste  levensjaren  een’  prächtigen  
 hofstoet, om zijne krijgsmakkers voor al het doorgestane leed te beloonen.  
 Daar kwamen zij  dagelijks  in  de  audienliezaal  bijeen;  daar  herdachten