
 
        
         
		verdreven  koning  van  dat  land  met  al  de  teekenen  zijner waardigheid  
 als  smeekeling  tot  den  keizer,  om  den  magtigen  monarcli  als  wreker  
 van  het  hem  aangedaan  onregt  in  te  roepen.  Dit  strookte  zoo  geheel  
 met  des  keizers  wenschen,  dat  hij  den  smeekeling  met  de  grootste  
 minzaamheid  ontving  en  hem  van  al  het  noodige  voorzag,  opdat  hij  
 als  koning  in  de  residentie  kon  leven.  Tot  eene  proeve  zijner  edele  
 denkwijze  zond hij  een  der  censors  naar An  nam,  om  den  overweldiger  
 te gelasten alles terstond lerug te geven. De mandarijn, vervuld van het ge-  
 wigt der hem opgedragen taak, beval hem op trotschen toon om den keizer  
 oogenblikkelijk  te  gehoorzamen.  ln  plaats  van  hem  legen  te  spreken,  
 antwoordde  de  wederregtelijke bezitter des koningrijks ,  dat hij waarlijk  
 onregt  gepleegd  had  en  berouw  gevoelde,  en  dus bereid  was, als  een  
 gehoorzaam  vassaal  des  grootmagligen  keizers,  terstond  het  land  aan  
 den  verjaagden  vorst  over  te  leveren.  Dit  was  eene  heerlijke  beken-  
 tenis  voor  Jong  lo ,  maar  al  te rond  om welgemeend  te zijn.  De keizer  
 zond  3000  man  met  den  koning,  om  hem  naar  zijn  vaderland  terug  
 te  brengen.  Zoodra  hij  de  grenzen  bereikt  had,  liet  hij  vragen  of  hij  
 nu  terstond  het  rijk  weder  kon  overnemen.  Het antwoord  luidde,  dat  
 men hem tot een onderhoud verwachlte en de rijkssieraden gereed hield,  
 om  ze  den  regtmatigen  bezitter  ter  hand  te  stellen.  De  koning  begaf  
 zieh  dadelijk  vrolijk  en  welgemoed  met  zijne  Soldaten  op  weg;  maar  
 naauwelijks  was  hij  in  de bergkloven gekomen,  of de overweldiger viel  
 woedend  op hem  aan en  vermeide  het  geheele  leger.  Hijzelf  onlvlugtte  
 en  begaf  zieh  ijlings  naar  zijn  gastvrijen  opperheer.  Het  berigt  van  
 de nederlaag zijner troepen,  en de huichelachtige trouweloosheid van den  
 misdadigen  gebieder  ergerde  hem grootelijks,  en hij beval terstond een  
 ontzettend  leger,  overeenkomslig  de  uitgebreidheid  van  het  rijk,  te  
 verzamelen.  Dit  geschiedde;  want  de  oorlogzuchtige  geest  was  onder  
 de  Chinezen  nog  niet  uitgebluscht.  ,Na  vele  moeijelijkheden  en  ver-  
 liezen  kwam  men  eindelijk  tot  een  beslissenden  slag,  waarin  de  
 Cochin-Chinezen  eene  totale  nederlaag  ondergingen.  De  verrader werd  
 met  zijn’  geheelen  aanhang  gevangen  genomen,  en  naar  de  hoofdstad  
 gezonden.  In  plaats  van  hem  neer  te  sabelen,  zoo  als  de  gewoonte  
 te  Pe  king  is,  om  zieh  aari  de  laalste  stuiptrekkingen  van  het  slagt-  
 ofFer  te verlustigen,  behandelde Jong lo hem met groote toegevendheid;  
 hij  zelte  hem  slechts  gevangen  en liet zijne medepligtigen zelfs op vrije  
 voeten. 
 Cochin-China  was  toen  reeds  een  zeer  belangrijk  koningrijk,  dat 25 
 millioen inwoners en daarenboven nog meer dan 2 millioen woeste berg-  
 bewoners  telde.  De  jaarlijksche  opbrengst  der  landen  was  omstreeks  
 136  millioen  sclii  rijst,  ieder  op  150  pond  gerekend.  Cochin-China  
 had  eene  vrij  aanzienlijke  scheepvaart,  zoodat nagenoeg 800 jonken de  
 zee  bevoeren.  Het  is  dus  zeer  waarschijnlijk,  dat  verschillende  Iand-  
 slreken  van  Indie  vöör  de  komst  der  Portugezen  in  veel  bloeijender  
 toestand  waren,  dan  zelfs  heden  het  geval is,  nu zij bestendigen vrede 
 en,vrije  gemeenschap  genieten. 
 Jong  lo’s  roem  werd  weldra  naar  Indie  verbreid,  en  de  Radja  van  
 Malacca  zond  een’  afgevaardigde,  om  den grooten keizer zijne hulde te  
 brengen.  Ook  uit  Bengalen  bragt  men  hem  schatting,  en  begiftigde  
 den  magtigen  monarch  met  dieren  tot  hiertoe  nog  nooit  gezien  en  
 andere zeldzaamheden. Men zegt ook,  dat de koning van A tschin eenigen  
 zijner  edelen  naar  Pe  king  gezonden,  en  de  koslbaarheden  van  zijn  
 land  den  gebieder  aangeboden  heeft,  opdat  hij  hem als leenman onder  
 zijne  vorsten  zou opnemen. Gaarne  stond Jong.lo  dit  verlangen  toe,  en  
 zijne praalzucht en hoogmoed werden dagelijks grooter.  Het veroorzaakte  
 hem de hartelijkste blijdschap,  dat zijn roem  tot  de  afgelegenste  deelen  
 der  wereld  was  doorgedrongen,  en  hij  dacht met trotsche  fierheid aan  
 de dagen, waarop hij,  omringd van  zijne vassalen,  op de geheele wereld  
 als  zijn  eigendom  zou  nederzien. 
 Deze  blijdschap  werd  intusschen  zeer  spoedig  verbitterd,  en  de  ge-  
 lukkige keizer ondervond,  hetgeen de menschen zoo bezwaarlijk leeren,  
 dat  het  genot  der aarde slechts ijdelheid  is. Te welen,  de bewoners van  
 Cochin-China,  den Chineschen invloed moede,  geraakten  weder  in  op-  
 stand,  en het kostte eindelooze moeile, om  dit onheilte stuiten. Eindelijk  
 kwam men  op  het  denkbeeid  om  de  muiters  tot  aanzienlijke  posten te  
 verhelfen,  en  hen  op  die  wijze  günstig voor  den Chineschen opperheer  
 te  stemmen.  Maar  deze  ondankbare  menschen  bevestigden  de  onder-  
 danen  slechts  te  meer in hunnen haat jegens de vreemdelingen ,  en zoo  
 verloor  Jong  lo  bijna  allen  invloed.  Zijn  moeijelijk  verworren  roem  
 werd weder vernietigd,  en het land bleef even onafhankelijk als vroeger. 
 De  keizer  vesligde  de  meeste  aandacht  op  Tarlarije;  want  van daar  
 duchtte  hij  den  gevaarlijksten  vijand.  Om  de  grenzen  tegen  de  Mongolen  
 te  beveiligen,  wenschle  de  monarch  hen  de  woeslijnen  dieper  
 in  te  drijven.  De  opperhoofden,  die  voor  ’t  rijk  het  nuttigst  waren,  
 werden  in Chinesche dienst genomen en rijkelijk voor hunne verknöcht-  
 beid  beloond.  Was  er  nu  een  of andere  Khan  weerspannig  geworden,