
maarschalk was, het opperbevel, maar zoodra hij eene schaar öntdekte, die
op verkenning nitging, nam hij met zijne Soldaten de vlugt. De nomaden
konden naauwelijks hunne oogen gelooven, toen zij de rivier onbezet
vonden. Toen deze overtogt den ouden Hoei tsong ter öoren kwam,
begaf hij zieh op raad zijns zoons naar het zuiden, en hield zijn hof te
Nan king. Deze vlugt vervulde het geheele rijk met schrik.
Weldra zag men ook den vijand voor de poorten der hoofdstad. Toen
trok een ambtenaar met eene kleine afdeeling hem te gemoet, en sloeg
zijne drommen. Desniettegenstaande werden er onderhandelingen aange-
knoopt en een vrede gesloten, ten gevolge waarvan de keizer 300,000
oncen goud, 80,000,000 oncen zilver en 1 ,000,000 stukken zijde aan de
Tartaren moest betalcn; doch waar kon men zoo veel geld opsporen?
Nadat er leeningen gedaan, en belangrijke sommen afgeperst waren, kon
men de onverzadelijken nog niet bevredigen. De troepen keerden das
niet terug naar de steppen, en daar de moed der Chinezen toenam,
waagde een klein getal Soldaten het om de Kin aan te tasten, maar zij
werden afgeslagen. Nu beklaagde de veldheer zieh bitter over de trou-
weloosheid, en bewerkte dat de onbedachlzame officier van zijnen post
ontzet werd. Daar deze echter allijd tot tegenstand vermaande, schaarden
al de mandarijnen zieh aan zijne zijde, en drongen daarom in grooten
getale er op aan dat hij oogenblikkelijk in zijn post moest hersteld worden.
De voorstanders van den oorlog tegen de trotsehe nomaden verkregen
daardoor de bovenhand, en men behaalde zelfs kleine voordeelen op hen.
Deze blijdschap was evenwel zeer kort van duur. Men poogde nu onder
de barbaren verdeeldheid aan te stoken, en hen op die wijze van de
grenzen van China verwijderd te houden. Men zocht daartoe een generaal
der vroegere Liao om te koopen; maar deze koos de partij van zijn heer,
en openbaarde de listen, die men aan het Chinesche hof smeedde. — Zoo
werden de verstrooide Chinesche legerbenden spoedig geslagen en de
hoofdstad ten tweedema^I door de onsluimige krijgslieden belegerd. Op
dit oogenblik was de stad onlbloot van Soldaten, die öf weggeloopen
waren, öf met hunne aanvoerders naar de provincien wedergekeerd.
Hoei tsong was echter naar het benaauwde Kai fong gerukt om zijn zoon
met raad en daad bij te staan. De vijand rustte niet voordat de wallen
in zijne magt waren, maar onlmoelte zulk een vreessejijken legenstand
in de straten, dat hij zieh gaarne met vredesonderhandelingen inliel. Nu
moest de keizer zes millioen stukken goud en twintig millioen stukken
zilver betalen, en bovendien nog tien millioen stukken zijde geven.
Kin tsong, die geen andere uitkonist zag, moest zieh aan de noodzakelijk-
heid onderwerpen, en stemde in deze eischen toe; thans verklaarde hij
openlijk, dat hij zieh aan het opperhoofd der Kin onderwierp. Zelfs die
vernedering was genen niet voldoende; met trotschheid schreef hij aan
zijn generaal, dat hij den keizer, benevens zijn vader, tot den stand van
gewone burgers moest laten afdalen.
Dit bevel werd door Chinesche hoofdofficieren aan den ongelukkigen
vorst bekend gemaakt. Zonder de rninste verschooning, zonder mede-
doogen, plaatste men de ongelukkigen op karren, door ossen getrokken,
verzeld door alle prinsen en prinsessen van het doorluchtig huis; zoo
werden Hoei tsong en Kin tsong naar Tartarije gesleept. Men zag het
volk längs straten en wegen knielend züchten en weenen over den smaad,
dien zijn opperheer moest verduren, zoodat zelfs de hardvochlige Tartaren
getroffen werden, en hun medelijden niet konden verbergen. Nuroofden
zij alle schatten uit het paleis en van de inwoners, pakten ze op wagens
en kameelen, maakten bovendien de schoonste meisjes en de bekwaamste
werklieden tot slaven en trokken toen in twee groote afdeelingen naar de
steppen terug. Een Chinesche officier werd tevens tot schijn-keizer be-
noemd; maar hij was zoo diep geschokt‘door de ellende van zijn land,
dat hij verzocht om van alle eerbewijzen der mandarijnen verschoond te
blijven, en den keizerstitel alleen aannam (1127) om de Kin tevreden
te stellen.
Het kleinste volk kön zieh niet slechter verdedigen dan de Chinezen
zulks deden. Het bevel over de troepen was aan hoofsche vleijers opge-
dragen; de krijgslieden leden dikwijls honger en ontvingen zeldzaam
hunne soldij; de oorlogsondernemingen waren allerrampzaligst, zonder
kracht en eenheid. Geheele legers werden van zelfs opgelost; men ver-
onachtzaamde de krijgslieden, en liet hen gelijk rooversbenden in het
land rondzwerven.
De keizer zelf miste alle zelfstandigheid. Zoodra de oorlogzuchtige
ministers hem iets van de eer en waardigheid des hemelscben Rijks en
het verachten van ruwe barbaren voorpraatten, was hij geheel oor en
wilde den strijd met het zwaard beslissen. Maar als het tot den strijd
kwam, deze grootsprekers zelven het bevel over legers moeslen voeren,
en geslagen werden, dan was alles vol angst en moedeloosheid, en zonder
iets tot redding te beproeven gaf men zieh geheel aan wanhoop over.
Onder zulke omslandigheden strekte dit magtige rijk met zijne ontzet-
tende hulpmiddelen tot een speelbal voor deze ongeoefende avonluriers.