
zijn schip wcrd door de golven vcrzwolgcn. Een geschicdschrijver, die
zieh nooit op zec bevonden heeft, meldt ons zijne laalste rede, waarin de
held den hemel aanroept, om hem te toonen, of het zijn wil was dat de
Song moesten regeren. Daar hij ons echter niet verhaalt, wie den inhoud
opleekende, en na aan de woedende golven onlkomen te zijn, het berigt
bragt aan het keizeriijk collegie, moeten wij dit laten voor ’t geen het is.
Over het geheel genomen oefenden de Song een’ weldadigen invloed
op het rijk en bevorderden de beschaving aanmerkelijk. Er was geen
gebrek aan geschiedschrijvers, aanteekenaars, verzamelaars en allerlei
soort van geleerden. Kunstenaars vonden insgelijks bezigheid, landbouw
en koophandel bloeiden; en de natie had geene reden om zieh bijzonder te
beklagen. — Wanneermen het voor iets builengewoons houdt, dal zulk
een rijk zoo gemakkelijk heeft kunnen zinken, dan moet men ook nooit
de onweerstaanbare magt der Mongolen vergeten. De krijgslieden, die
het hoofd konden bieden aan de ridderschap van Europa, die den adel
van Polen beschimpten en de dappere Hongaren in een veldslag bijkans
vermeiden, terwijl de Seldtschukken en Mohammedanen in het oosten
voor hen sidderden — strijders van deze soort waren voor de lafhartige
Chinezen onoverwinnelijk. Intusschen zou het rijk zieh beter verdedigd
hebben, indien men de regeringen hetvolk niet zoo scherp van elkander
had gesebeiden, maar het volk liever gehechtheid aan zijne overheden
of belangstelling in het bestuur had ingeboezemd. Van daar hadden
de Chinezen in den eigenlijken zin des woords geene volksregering,
de mandarijnen werden door hen als dwingelanden beschouwd, en het
was hun onverschillig of zij vielen dan of zij staande bleven. Indien het
volk deel genomen had aan den strijd, dan hadden de Mongolen nimmer
die millioenen kunnen overweldigen. Maar zij streden slechts tegen de
huurlingen der regering, en het aantal van dezen was zeer gering, even
als de middelen ter verdediging, die hun te dienste stonden, hoogst on-
beduidend waren.
Slaan wij thans onzen blik terug op het westen gedurende dit tijdvak,
dan vinden wij de magt der Arabieren uitgeput; daarentegen eene andere
natie van de grenzen van China — de Türken — met nog grooter geest-
drijverij bunne plaats vervangen. Toen dezen onder de vreesselijke hand
der Mongolen bezweken, kwam er uitdepuinhoopen van het Charismische
rijk in helbinnenste van Azie eene andere magtvoort, die der Ottomanen,
welke tot op dit oogenblik haar slandpunt handhaaft.
Hel Griekschc rijk houdt zieh onder de sanvallcn der lalrijkc vijanden
komtnerlijk staande; echter vertoonen zieh hier en daar vorslcn, wicr
dapperheid en wijsheid aan de beste tijden van dat beroemde volk herin-
nert. Eindelijk worden de overblijfsels van deze eens onoverwinnelijke
magt door de Fränkische avonturiers in bezit genomen, om weder door
den heldenmoed der inboorlingen tot zelfstandigheid verheven te worden.
— In het oosten van Europa heerscht de grootste ruwheid; maar het
alles beschavende en veredelende'Christendom wordt ook daar, ofschoon
in den meest verdorven vorm aangenomen, en de Slavonische volken Jeggen
op die wijze den grondslag tot toekomstige vooruitgang in beschaving.
Het noorden va n ons werelddeel is nog met duisternis overdekt; maar
groote stammen Noormannen en Denen komen van daar, om de kust-
landen te verwoesten en naderhand den grondslag te leggen tot nieuwe
staten onder eene krachtige regering. Engeland wordt, na vele verwoes-
tingen, door verovering hun erfdeel en wint daardoor aanmerkelijk.
Frankrijk verkrijgt zijne staatsvorming. In Spanje regeren de Arabieren
vreedzaam over bloeijende landen, terwijl het bezit van het noorden door
de nog overgebleven Gothen tegen de Mohammedanen gehandhaafd
wordt. Duitschland ontvangt krachtige en magtige keizers, die zieh echter
te veel in de Italiaansche onlusten mengen. Het beroemde schiereiland,
hoewel in kleine staten verdeeld, en door woedende vijanden in het
naauw gebragt, zwaait nogtans den schepter over de wereld.
De kruistogten zijn geheel eigenaardig aan die tijden, en in den geest
der volken van dit tijdvak beschouwd, hadden zij, hoewel op zichzelve
bloeddorslig, de heilrijkste gevolgen voor de nakomelingschap. Zij zijn
een verschijnsel, strookend met de middeneeuwen, toen godsdienst het
hoogste goed was dat de mensch kende. In latere tijden ruilde men haar
voor koophandel en kolonien, streed ook voor vrijheid en gelijkheid, en
glimlachte over de voorvaderen, die voor eene hersenschim hun bloed
plengden, omdat men zelf dacht den Steen der wijzen gevonden te
hebben. De instelling der ridderschap, de honderderlei godsdienstige
broederschappen, de groote magt van den paus, de kracht des bijge-
loofs, het- zamensmelten der Europesche volken onder een geestelijk
opperhoofd, zijn evenzoo merkwaardig, zonder dat men zelfs een spoor
van al deze dingen in oostelijk Azie kan ontdekken. Däär was het leven
slechts dierlijk, de mensch verhief zieh nooit tot het hoogere, en daarom
kon er nooit eene heerschappij over de gecsten, zoo als later de Dalailama
in Thibet beproefdc, plaats vinden.