
 
        
         
		Tai  ting  leefde  dus  in gestadigen angst en pijn,  zonder dat  hij  in Staat  
 was,  iels  lot  verligting  van  de  rampen  der natie bij  te dragen.  Hij  was  
 geen vorst van  een ondernemenden geest,  6n ofschoon een dapper krijgs-  
 man,  weinig  ervaren  in  staatszaken  zoodat  hij  dikwijls zeer groote mis-  
 grepen  deed.  Hij  troostte  zieh  echter  met  het  leven  aan  het  hof,  met  
 feesten,  luidruchtige  vermaken,  en  al  de  genoegens,  die de zinnen  zoo  
 zeer streelen. 
 De  Lama’s  trokken  nu  bij  honderden  door  het  Chinesche  land.  In  
 Thibet,  hun vaderland,  wachtte hen niets danarmoede;  daarom  gingen  
 zij  naar de vruchlbare nabuurschap,  om zieh van het Chinesche bijgeloof  
 te voeden.  De Mongolen  gevoelden  steeds meer eerbied  voor  deze  belig-  
 chaamde  afgoden;  daarom  vergunden  zij  hun  groote  vrijheden.  Van  
 keizerlijke  paspoorten  voorzien,  doorkruisten  zij,  te  paard  gezeten,  als  
 een ruiterdrom het geheele  rijk.  Werwaarts  zij  ook kwamen,  namen zij  
 hun  intrek  bij  burgers  en  boeren,  woonden  in  de  fraaiste  huizen,  en  
 genoten  het  best  onthaal.  De  mannen  zonden  zij  uit  de  huizen  weg,  
 en  leefden  vrolijk  met  de  vrouwen,  tot  groote  ergernis der eenvoudige  
 lieden.  Hoe  ongaarne  Je sun-Ti mur  het  gedrag  dezer  heiligen  wilde  
 berispen,  werd  hij  toch  genoodzaakt  te  bevelen,  dat  niemand  zonder  
 uitdrukkelijk  verlof  van  het  hof de  grenzen  mögt  overschrijden.  Maar  
 het  kwaad  was  reeds  te  zeer  verspreid,  om  alleen  door  verordeningen  
 weggenomen te worden,  en  zoo  lang  de  Mongolen  in  het  land  blevert,  
 leefden deze bloedzuigers  heerlijk en in vreugde van het merg der inwo-  
 ners en  ondermijnden de magt hunner vereerders. 
 Spoedig  gingen  de  dagen  der  regering van Je sun-Ti mur  voorbij,  en  
 ook hij daalde vroegtijdig ten grave (1528). 
 Na  zijn  dood  was  de  opvolging  twijfelachtig,  want er  waren prinsen,  
 die  veel  gegronder  aanspraken  op  den  troon  hadden,  dan  de overleden  
 keizer.  Zijne  gemalin  verklaarde hären zoon,  die  zieh  op een  lustslot in  
 Tartarije  ophield,  tot  erfgenaam  des  troons.  Ondertusschen  koos  Jen  
 Ti mur,  een  van  de  Grooten,  de  partij  der  zonen  van  den  beroemden  
 keizer  Hai  schan.  Toen  de  raad  bijeen  was  geroepen,  trok  hij  zijn  
 zwaard,  en verklaarde dat hij  elkeen doorsteken zou,  die zieh  tegen zijne  
 keus verzette.  Vermits  de  lijfwacht op zijne zijde was,  zweeg  de geheele  
 vergadering,  en  spoedig  werd zijn plan  tot vernedering aller aanhangers  
 van hunnen vorigen opperheer volvoerd.  De ministers,  naar den kerker  
 gebragt,  hadden te laat berouw,  dat zij,  zieh verlatende op  de regtvaar-  
 digheid  hunner  zaak,  geene  trawanten  tot  hunne  eigene  bescherming 
 hadden ontboden.  De zamengezworenen die Jen Ti mur wilden  vermoor-  
 den,  vonden allen  hunnen  dood door de bijl van den scherpregter. 
 De  eene  broeder,  Tu ti mur,  kwam  intusschen  in  de  hoofdstad aan;  
 maar  Jen Ti mur  had  voor hem de kroon  niet bestemd.  De jonge prins,  
 bijzonder nederig,  wees insgelijks het aanbod,  om  als  keizer te regeren,  
 van  de  hand,  en  betoonde  eene  groote  ingetogenheid,  toen  de  eersten  
 des  lands  hem den schepter wilden  opdringen.  De  eene renbode  volgde  
 op den ander’, om zijn broeder Ho schi la,  den regtmatigen regent, naar  
 de residentie te noodigen.  Deze was achterdochtig;  hij  kende zijn’ bloed-  
 verwanl  die  edelmoedigheid  niet toe,  dat hij  hem vrijwillig zonder zelf-  
 zuchtige  bedoelingen  eene  kroön  zou  schenken.  Daarom naderde hij de  
 hoofdstad  met langzame marschen,  en noch brieven noch verzoekschrif-  
 ten vermogten  zijnen langzamen voortgang te bespoedigen.  De  zoon van  
 Je sun-Ti mur  had  nu  in  Tartarije een  belangrijk  leger verzameld,  om  
 zijne  aanspraken  op  den  troon  met  het zwaard te doen gelden.  Het liep  
 uit op verschillende veldslagen, waarin Mongolen tegen Mongolen streden;  
 want  de  Chinezen  hadden  geen partij  gekozen.  De strijd was zoo hevig,  
 alsof  het  leven en bestaan der natie van de keizerswaardigheid had afge-  
 hangen.  Duizenden  lijken  lagen  op  de  slagvelden  en  nog was de strijd  
 niet  beslist.  Eindelijk vlugtte de jonge monarch  naar eene vesting;  daar  
 werd  hij  belegerd.  Ängstig  den  afloop  der dingen  verbeidend,  stal een  
 dienaar het rijkszegel en snelde daarmede naar de troepen der belegeraars.  
 Hoogst verblijd over zulk eene gave,  drongen  de Soldaten de stadspoorten  
 binnen en vermoordden allen die zij  op de straten vonden,  zonder onder-  
 scheid  van  rang  en  geslacht.  In  dit oproer  schijnt  ook  de jonge tegen-  
 keizer  omgekomen  te  zijn;  want  men  kon  naderhand  geen het minste  
 spoor van  hem vinden. 
 Nu  kwam  Ho  schi  la,  door  de Chinezen Ming  tsong genoemd,  naar  
 Peking,  waar  hij  met  de  grootste  vreugdebetooning  ontvangen werd.  
 Daar  overhandigde  zijn  grootmoedige  broeder  hem  de rijkskleinoodien,  
 eri  Jen  Ti mur  erkende  en  huldigde  hem  als  zijn  Opperheer.  Maar  in  
 plaats  van  aan  deze  getrouwe,  zichzelven opofferende  vrienden  de  verwachte  
 eerepösten te geven, gedroeg de jonge vorst zieh zeer onverschillig  
 jegens  hen,  en  beide  gaven  hem  hun  ongenoegen  te  kennen.  De avond  
 van  den  dag  der  krooning  moest  met een prächtig feestmaal  eindigen.  
 Duizenden  waren  reeds  in  het  ruime  paleis verzameld,  om oor, oog en  
 gehemelte  te  streelen;  de feestelijkheden hadden een aanvang genomen,  
 de muzijk  klonk  längs  de uitgestrekte  zalen,  toen de monarch  zieh  eens