
te waarschuwen. Zoo behield dan dit land den voorvaderlijken adeltrots
van eenen hemelschen oorspcong, het geloof aan zijne hoogste voor-
treffelijkhcid en aan zijnen volmaakten toestand. Ofschoon het daar-
door den invloed van buiten wederstaan heeft, heeft het aan dezen
overmoed die zelfgenoegzame botheid te danken in alle dingen, die
den geest veredelen en den mensch boven enkel dierlijk genot verhelfen.
Alle inrigtingen en wetten waren sl<;chts voor dit leven berekend;
de ziel, het onsterfelijke deel van ons wezen, werd niet in aanmerking
genomen. Den onderdaan tot een goed Staatsbürger te vormen was
het eenige doel; een koud en ledig materialismus, dat, indien het al het
onzigtbare niet loochent, echter geheel onverschillig is omtrent al wat niet
met de zinnen kan bevat worden, maakt den grondslag der Chinesche
wijsbegeerte uit. Men vergoodde het heelal om iets bevattelijks tot aan-
bidding te hebben, en opdat dit toch niet van te veel gewigt zou worden
hield men ceremonien en ijdele plegtigheden met godsdienst voor eens-
beteekenend, en de afgodsdienst als een poppenspei. De Rede (Tao)
en Boeddha-godsdienst moesten zieh naar deze algemeene denkbeeiden
voegen en schikken, zoodat de geheele eeredienst in trommelen, in
kloppen op de Gong, in wierook branden, stooten met het hoofd
en nederbuigen bestaat, dat men werktuigelijk verrigt. Het duister
gevoel van iets hoogers in de menschelijke borst gaat verloren in de
vergoding der voorvaderen, in het geloof aan eenen donkeren Hades,
waar honger het grootste lijden is. Het is daarom de pligt der kinde-
ren honne afgestorvene ouders rijkelijk met levensbehoeften te ver-
zorgen, en hun nog bovendien eene menigte gelds door het verbran-
den van goud- en z'ilverpapier te doen toevloeijen. Dit is de oorzaak
dat wij hier eene talrijke natie zien, die geheel ongedachtig is aan
hären hoogen oorsprong, en bijkans alleen een dierlijk leven leidt. De
werkelijkheid van zulk eenen toestand kan men eerst begrijpen, wanneer
men eenen tijd lang onder de Chinezen geleefd heeft.
Tot de goede eigenschappen der Chinezen behooren opgeruimdheid en
tevredenheid met\le tegenwoordige omstandigheden, groot geduld en
onderwerping in het ongeluk, onvermoeide vlijt, kinderliefde, huwe-
lijkstrouw bij de vrouwen. Als de keerzijde vindt men de grootste
onverschilligheid jegens het lijden van anderen, schandelijke misdrij-
ven, onaandoenlijkheid voor zachter gevoel en een onbegrensde heb-
zucht die nooit bevredigd kan worden.
In de volgende geschiedenis zullen wij dikwijls den strijd dezer
hartstogten moeten beschrijven. Het zou te vergeefs zijn de helden
van Marathon en der Tbermopylen onder de Chinezen te zoeken, of
L a r d e deugden der Romeinen te vragen. Hunne groote daden zijn
van eenen anderen aard en strooken geheel met hun karakter; zij
sterven uit wanhoop en offeren zieh voor een denkbeeid op, bunne
kracht ligt niet in het zwaard maar in de pen. Hadden de Chinezen
geleefd waar de Türken wonen, en hadden wij dezelfde aan-
raking gehad met de eersten als met de laatsten, dan zouden ons de
vreemdelingen en reizigers datgeen hebben opgeteekend, wat hunne
eigene geschiedschrijvers als algemeen bekend vooronderstellen, en dus
niet verhalen. Daar dii niet geschied is, zijn de bronnen gebrekkig.
Wij zullen echter beproeven een aaneengeschakeld geheel der Chinesche
geschiedenis te leveren. Het is een zeer uitgestrekt veld, dat wij
voornemens zijn te doorwandelen, en menige bloem kan ook dáár ge-
plukt worden. Steide Europa meer belang in dit land, dan zou ons
het verhaal gemakkelijker vallen; doch het is juist onze taak en onze
wensch die belangstelling op te wekken, de kennis tusschen China
en het Westen moet worden aangeknoopt. Tot dat einde hebben
wij ondernomen om te schetsen wat China in oude tijden was en hoe
zijne gesteldheid in onze dagen is.
BRONNEN.
Met de wijsheid, die aan de Chinezen eigen is, bekommeren zij zieh
alleen om hun land, en laten de barbaren der aarde aan hun lot over.
Wat zij van zichzelven zeggen, is naar hunnen eigenen aard en met
de begrippen strookend, die z i j met de moedermelk hebben ingezogen.
Hunne geschiedenis is daarom eene levendige voorstelling hunner
grondbeginselen, en de handelende personen worden geprezen of ge
laakt, naarmate zij vasthielden aan deze beginselen of daarvan af-
weken. Gelijk de geheele natie zieh van het eerste ontluiken harer
beschaving in eenen kring rondgedraaid heeft, evenzoo de geschiedenis,
die, eentoonig als de taal, het alledaagsche en meest buiten-
gewone op denzelfden tränt verhaalt.