
ondanks de vredes-onderhandelingen een’ slag te leveren, die ongunstig
uitviel. Het overschot van zijn leger verschool zieh gedurende den nacht
in een bosch; maar dit werd door eenen keizerlijken generaal in brand
gestoken, en de prins, bijkans gestikt door rook en damp, gevangen
genomen. De keizer was zeer vergramd overzijne trouweloosheid, hield
eene teregtzitting volgens de vormen, toonde zieh over de slimheid van
den gevallene hoogst verwonderd, maar wilde niet hard met hem hande-
len, en vergaf hem zijn misdrijf. Maar de schuldige beeide nogaltijd, dat
zijn leven er ten laatste mee gemoeid zou zijn. Toen de keizer hem zelf
een beker wijn loereikte, meende hij, dat dit geschiedde om hem te ver-
giftigen, waar de monarch harlelijk om lachte.
Toen Tai tsu den blik sloeg op Kiang nan en daarbij bedacht, dat dit
land nog aan een vreemden vorst behoorde, was hij alles behalve wel te
moede. Maar de Tangsche vorst was voorzigtig, en . wilde elke uilbar-
sting verhinderen. Doch toen men zijn broeder ten hove achterhield,
kwelde hij zieh deswege zoo zeer, dat hij geene rust had in zijn gewone
genoegens. Zelfs het gesnap van de prieslers der Rede en de monniken,
waarmede hij zieh veel bezig hield, kon hem niet meer vermaken. Hij be-
sloot dus om zijn land en zichzelven aan den keizer over te geven, om in
vrede en rust het overschot zijner dagen te slijten. Zijn minister, die het
voor eene eeuwige schände hield, het land zoo bedaard prijs te geven en
zieh van het tooneel te verwijderen, ontried hem dit echter. Na zijn eer-
gevoel derwijze opgewekt te hebben, was het zeer gemakkelijk in het rijke
land eene groote magt bijeen te brengen. Intusschen vond de keizer mid-
delen om eene schipbrug over den Jang tse te laten slaan, en zoo kon het
geheele leger zonder rnoeite op den vijandelijkeri oever komen. Hoewel
men den geoefenden Soldaten van het noorden zeer weinig tegenstand kon
bieden, hield de vorst van Kiang nan zieh zeer dapper. Eindelijk moest
hij zieh in de handen van zijnen regtmatigen opperheer overleveren, die
hem met overgroote minzaamheid ontving en ridderlijk behandelde. Aan
de arme inwoners, die door den oorlog veel te lijden hadden, gaf Tai tsu
koorn, om hen er weder boven op te helpen. De magt des keizers werd
daardoor op den zekersten grondslag, de liefde des volks, gebouwd.
In het noorden bleef de Khan der Kilanen nog steeds zijne dreigende
houding bewaren. Hij was daarbij een wreedaard, die de kleinste over-
treding met den dood strafte. Zijne eigene dienaren vreesden hem als
een willekeurig tiran. Toen hij eens een beer op de jagt geveld had,
en, buiten zichzelven van vreugde, te veel brandewijn dronk, viel hij
in een diepen slaap. Zijne trawanten maakten zieh die gelegenheid ten
nutte, en sneden hem het hoofd af. Zijn opvolger sloot een plegtig
verbond met Tai tsu, tot groote verbazing van den vorst van noordelijk
Han. Deze had geen regtmatige aanspraken op de kroon, want de wer-
kelijke hertog werd door zijn eigen minister met behulp van eenige
dienaren doorstoken. De keus van zijn opvolger werd hevig bestreden •
daarom. had hij geen invloed genoeg om zijne aanspraken op China, dat
hij als zijn leen beschouwde, te doen gelden.
Er waren thans vele jaren eener regering, die rijk aan belangriike
uitkomsten was, verstreken. Tai tsu had het land met kracht en wijsheid
bestuurd. Spaarzaam en eenvoudig in zijne leefwijze, wilde hij zijnen
kinderen niet veroorloven, om prächtig gekleed te gaan. Hijzelf liet zieh
geen kleederen van zijden stoffen maken; want, hij geloofde wel dat hem
alles in het rijk toebehoorde, maar wenschte niettemin de onderdanen in
het volle genot der goederen te zien, en kon zieh derhalve hunpe klei-
nodien niet toeeigenen. — Als ieder krijgsinan was hij ook een groot
liefhebber van de jagt. Eens struikelde zijn paard, waardoor zijn pijl een
haas miste, die uit zijn leger opgesprongen was. Tai tsu was daarover
zoo toornig, dat hij het paard doodstak. Toen hij weder tot zichzelven
kwam, schaamde hij zieh over zijne oploopendheid, en liet van dit oogen-
bük af «jne lievelingsbezigheid varen. De keizer verloor achtervolgens
drie zijner gemalinnen; alleen de vierde overleefde hem. Hij bleef
getrouw aan de belofte, die hij zijner moeder gedaan had, en bestemde
zijne zonen niet voor den troon. Toen hij plotseling ziek werd, ontbood
hij zijn broeder, den hertog van Tzin, en sprak breedvoerig met hem
over het bestuur des rijks, zonder geluigen. Toen riglte hij zieh op,
greep een spies, die in een hoek stond, stieter eenige malen mede op
den grond, en riep u it: «regeer goed, en weeseen edel vorst!» Na dit
gezegd te hebben, viel hij in flaauwte, en ontwaakte niet meer (976)._
De nakomelingschap heeft hem eene zeer hooge plaats onder de Chinesche
keizers aangewezen. Geen moord, geen bloedbad, geen vergiftiging van
tegenstnnders bezoedelden Tai tsu’s goedennaam; want zijne edelmoe-
digheid en talenlen schonken hem zulk een overwigt, dat hij de mede-
dingers nooit vreesde, en altijd als onafhankelijk vorst met zachtheid
regeerde. Tai tsu heeft eenige overeenkomst met zijn’ waardigen tijdge-
noot, Otto den Groote. Teregt verdient hij den naam van uitbreider des
njks, want bij zijne troonsbeklimmjng telde het land 111 distrikten,
638 kantons met 967,363 huisgezinnen, die belasting belaalden; bij zijn'