
zoo al niet bemind, dan toch gevreesd werd. m gaf zulke doorslaande
proeven van zijne energie, dat Kang hi, die hem schijnbaar verachtte,
in zijn hart vanv zijn, ondernemenden geest de gevaarlijkste oorlogen
voor zijne dynastie duchtte.
De keizer had daarom ookgeen rust in de hoofdslad. Alles stuitte hem,
want zijn gemoed was dag en nacht met den Ealdan bezig. In het
volgende jaar trok hij weder naar de woestijn; ditmaal echter als
jager, want een dapper generaal, die vroeger de overwinning op de
Kalmukken behaald had, verdedigde de grenzen. Het groote oogmerk
dezer reis scheen zieh bij de Mongolen bemind te maken, hij verza-
melde allerwege het volk rondom zieh, sprak met de vorslen op de
minzaamsle wijze, nam hunne kleine geschenken aan en gaf hun rijke-
lijk zijde, katoenen stof en geld. Zelfs kaas en boter, /die de vrouwen
hem aanboden, wilde hij niet afslaan. Voor elkeen had hij een vriendelijk
woord, eene vermaning, eene toespraak, en lang naderhand herinnerde
men zieh aan den goedliartigen monarch. De jagt zelve werd op de
uitgebreidste schaal ingerigt; de hulpjagers vormden een leger; eene
groote streek lands omsingelend, dreven zij het wild in eene enge ruimte
bijeen, waar de monarch liet dan met eigen hand velde. Hoewel
rusteloos bezig en bedrijvig, yond Kang hi toch tijd om met de
Europeanen le onderhandelen. Gerbillon week nooit van zijne zijde ,
en wiskunde was het hoofdvoorwerp zijner Studie.
Zoo sleet hij dan twee saizoenen in de woestijnen, en maakte zieh
met alle zaken, die voor hem iets aantrekkelijks en nutligs had-
den, bekend. De rigting van zijn geest was niet bespiegelend , hij
wenschte te welen hoe de woestijnbewoners leefden, hoe men hunne
behoeften het best kon te gemoet komen, op wat wijze hunne ge-
hechtheid aan China voor altijd verzekerd kon worden, en hoe men
op kunstmatigen, diplomatischen tränt het volk in het net zou mögen
lokken, om het geheel aan den wil der Man tschuren te onderwerpen.
Dit stelsel bestudeerde hij vlijtig, en legde daardoor den grondslag tot
de toekomstige heerschappij der Mongolen, die tot op dezen dag
voortduurt. Wanneer men nu bedenkt, dat deze woeste stammen vroeger
altijd met China in oorlog gewikkeld waren, dat noch de groote muur,
noch de talrijksle legers hunne strooptogten verhinderen konden, dan
moet men waarlijk de schranderheid van Kang hi bewonderen, die
alleen door politiek bewerkte, hetgeen door de beste natuurlijke mid-
rlelen onmogelijk bewerkt kon worden. Van het oogenblik af, dat hij
zijn invloed uitoefende, beperkten de horden zieh binnen de hun aan-
gewezen weilanden. Veedieverij was eene overgroote zeldzaämheid,
en gebeurde er iets van dien aard, dan werd het dadelijk gestraft.
Door de geheele woestijn bestond er veiligheid van persoon en eigendorn,
zoodat de karavanen ongestoord naar alle slreken trokken, en een
rijk koopman met vele goederen, zelfs wanneer hij alleen door zijne
bedienden vergezeld was, nooit over rooverijen te klagen had. Als
men bedenkt, hoe ernstig de Türken in Arabie iets soortgelijks
poogden te doen, en hoe ondanks alle onkosten en het verlies van
veel menschenlevens de Bedouienen zelfs de pelgrims niet verschoon-
den, dan zal men den Chineschen keizer nog meer bewonderen, die
zulks, onder zeer nadeelige omslandigheden, in driemaal zoo groote
woestijnen, ten uitvoer bragt.
Daarentegen verloren de Mongolen hunne volkseigenaardigheid. Vele
liunner stammen traden in dienst bij de Man tschuren en werden als
inlandsche Soldaten behandeld. De uitstekendslen hunner edelen ver-
kregen ambten te Pe king en in de provincies, en onder hen waren
zelfs beroemde stadhouders. Ook werden er scholen voor de kinderen
der Grooten opgerigt. Men gaf aan de vetrsten keizerlijke prinsessen
met eene kleine huwelijksgift tot vrouwen, op zieh van het volk te
verzekeren. Men maakte het den Khans tot een pligt, om jaarlijks
schatling naar de hoofdstad te brengen, en gaf hun dan overvloedig geschenken
om verzekerd le zijn van hunne gelrouwheid. Daarvoor moesten
zij den keizer ook onbepaalde gehoorzaamheid betoonen; en wie het
waagde, den monarch slechts in het geringste tegen te spreken,
werd terstond afgezet. Het vriendelijkst betoonde men zieh jegens de
Lama’s, voor wie men prächtige tempels oprigtte, wien men aanzien-
lijke sommen gelds schonk, en die men, als de geestelijkheid van het
hof, gelijk groote heeren behandelde. Daarvoor moesten zij het
geweten der Mongolen in bedwang houden, en hun evenzoo grooten
eerbied voor den Chineschen monarch als voor den Dalai-Lama
inprenten. Ongemerkt bukte het geheele geslacht der krijgshaftige
Mongolen onder hunnen invloed; van jagers werden zij herders, slaven
van het rampzalig bijgeloof, vassalen van China, tevreden met hun
lo t, en nooit meer belust naar de verboden landen van het zuiden.
Wij zullen thans zoo beknopt mogelijk het einde dezes oorlogs ver-
halen. Kang hi had de vorsten van Turkestan opgehitst tegen den
Kaldan , en hun bevolen hem levend of dood in zijne handen te leveren.