
 
        
         
		een  krijgsman,  die  den  Staat  zeer  groole  dienslen  had bewezen;  maar  
 verslaafd  aan  dronkenschap  en  wellust.  Om  aan zijn’ regering eene  tint  
 van  wijsheid  te  geven,  verhief  hij Kong  fu tse  hemelhoog,  en  liet zijne  
 boeken  in de Mongoolsche taal overzetten en  algenieen onder zijne lieden  
 verdeelen.  Tegelijkertijd  begunstigde  hij  ook  de  Lama’s,  die  zieh  in  
 groote  menigte  uit Thibet naar alle oorden  van China  begaven,  om  daar  
 het merg des lands uit te zuigen.  Hunne heiligheid was naar zijn gevoelen  
 zoo  groot,  dat  wie  hen  sloeg de doodstraf moest ondergaan,  en  wie hen  
 lasterde, zijne tong verliezen.  Toen hij op het punt stond om deze wreede  
 wet  af  te  kündigen,  verhinderde  zijn broeder hem  in de uitvoering,  en  
 aldus  werd  een  plan  verijdeld,  dat  de  vreesselijkste  gevolgen  voor  
 het  rijk  zou  gehad  hebben.  Zoo  trotsch  waren  deze priesters reeds geworden, 
   dat  een  hunner  niet  eens  aan eene prinses van den bloede den  
 voorrang  wilde  toekennen  en  haar  honend  eenige  stompen  gaf.  Diep  
 gekrenkt  beklaagde  zij  zieh  bij  den  keizer,  maar  kon  geen  regt verkrij-  
 gen;  want  de  trotsche  Lama  beweerde  dat  de  geheele wereld  hem als  
 plaatsbekleeder  van  Boeddha  moest  huldigen.  De bijgeloovige monarch  
 hechtte  zijn zegel  aan  de  juistheid  dezer opmerking;  het scheendat  hij  
 den  leerlingen  van  den  Dalai-lama  met lijf en ziel was  toegedaan.  Maar  
 voor  al  de  vriendscbap  die  hun  bewezen  werd,  dankte men  den  keizer  
 niet.  Nieuwe  zwermen  van  Lama’s kwamen in  het land,  op  paarden ge-  
 zeten  geboden  zij  het Volk  hen  algemeen  te  vereeren;  men  vreesde en  
 verfoeide  hen;  maar  zij  behielden  de  opperste  magt,  en  bespotten  de  
 ligtgeloovige  menigte.  Toen  Hai  tschan  eenen  naasten  bloedverwant,  
 die  zeer  aanstootelijke  uitdrukkingen  tegen  zijne  majesleit bezigde,  ter  
 dood veroordeelde,  -ondersteunden de Lama’s den broeder  des gedooden,  
 die  tegen  den  keizer  opslond.  Dit  was de dank,  dien  zij  hem  voor zijne  
 minzaamheid en eerbied betaalden. 
 Onder deze regering heerschte  er hongersnood en besmettelijke ziekten,  
 die  millioenen  menschen  ten  grave  sleepten  en  allerwege  eilende  en  
 jammer verbreidden.  Hoewel men zeer groote sommen gelds en een aan-  
 zienlijken  voorraad  graan  uitdeelde,  kon  men  echter  het  onheil  niet  
 weren.  Om  te zorgen  dat het lot der armen in  het vervolg verzacht werd,  
 beval  de  keizer,  dat  al  de  rijke  familien,  die een inkomen  van  30,000  
 maten  rijst hadden,  daarvan  10,000 aan de schatkist  moeslen  doen  toe-  
 komen,  en dat allerlei  priesters zoowel als tempels de noodige belastingen  
 moesten opbrengen. 
 De minister,  die Hai  tschan op den  troon  had geholpen,  was een  regtsehapen  
 man,  van  zeer groote  talenten,  die met lijf en ziel voor het heil  
 des  volks  Ieefde.  Daarom  verkreeg  hij  ook,  zoodra de hoofsche vleijers  
 hem  uit  de  residentie  verdrongen  hadden,  het  bestuur  over  eene zeer  
 belangrijke streek lands,  waar hij allen roem inoogstte.  Overigens waren  
 er  zeer  onwaardige  dienaren aan het hof van Hai  tschan,  die zieh slechts  
 aan  brasserij  overgaven,  en  zieh  volstrekt  niet  bekommerden  om  de  
 regering.  Het bestuur des rijks had alzoo veel gebreken;  maar Hai tschan  
 daalde  reeds  vroeg  ten  grave (1311),  zijn  broeder besteeg terstond den  
 troon,  en is als Jin tsong in de geschiedenis bekend. 
 Onder  zijne  regering  hadden  er  zeer veel onheilen  plaats:  misgewas,  
 aardbeving,  besmettelijke  ziekte,  hongersnood  en  opsland.  Maar  Jin  
 tsongs hart was vervuld van menschenliefde,  daarom was het zijn grootst  
 genoegen om  de lijdende menschheid  te  hulp te  komen.  Twaalf eveneens  
 gezinde  staatslieden  deden  eene  reis door de  provincies,  om al het leed,  
 waaronder  het  volk  zuchtte,  te  verpachten;  zij  vervulden hun  pligt als  
 regtschapen mannen. Waar zij ook mandarijnen aantroffen,  wier bestuur  
 voor  de  menschheid  nadeelig was,  werden zij, niet slechts  afgezet,  maar  
 zeer streng  gestraft.  Toen  er  een opstand in, eene provincie uitgebarsten  
 en  de  belhamel  streng  gestraft  was,  brandmerkte  men  ook  denambte-  
 naar,  door  wiens  nalaligheid  aan  de  eene,  en overdrevene gestrengheid  
 aan de andere zijde de ramp  onlstaan was,  op  het voorhoofd.  Bij gelegen-  
 heid eener groote aardbeving, waardoor eene vlakte geheel bedekt,  envele  
 Steden  en  dorpen  verwoest  werden,  trachtte  de  keizer  met  ernst  aller  
 nood te Ienigen, en zijn naam werd aldaar nog lang met grooten lof vermeld. 
 Daar de weinige  jaren  des  bestuurs  van  dezen  vorst meestal  in  rust  
 verstreken,  kon  hij  zijne  opleltendheid  ook  op  andere  zaken  vestigen.  
 Bij  het  aanvaarden  zijner  regering  maakte  hij  zijn  wil aan de  naburige  
 prinsen bekend,  en deze kwamen ook allen,  om  den nieuwen. Opperheer  
 hunne schatting te brengen.  Bij deze  gelegenheid zag Jin tsong  wel,  dat  
 als men  de  leenmannen goed  behandelt,  ook  de  grenzen  gedekt  zijn. —  
 Om zieh in de  hoofdstad bemind te maken,  gaf hij  ruime geschenken aan  
 de  oude  lieden,  die  boven  de  80  jaar  waren  en  ofschoon  hun  getal  
 meer dan  10,000 bedroeg,  verblijdde  de  monarch zieh  nogtans, aan alle  
 grijsaards iets te  kunnen  mededeelen;  het  was  een  regte  feesldag,  toen  
 Ai ju li pa li pa ta gelijk  een vader onder zijne  kinderen  vertoefde.  Zieh  
 zijner goede bedoeling bewust,  glimlachte hij,  toen  sommige  sterrewig-  
 chelaars  hem  iets voorprevelden  van  de onheilspellende teekenen  aan den  
 hemel; want hij waande  zieh  veilig in de  liefde  van zijn volk. Met groole