
 
        
         
		110g  niet  toi  rust  gebragt,  zoodat  ik  de  officieren  moest  aanmoedigen  
 om  dit  te  bewerken.  Na  vier  jaren  geschiedde  hei  ook,  toen  had de  
 wereld  rust,  de  hut  haar’  leeflogt,  en  bet  arme  gedeelte  des  volks,  
 dat  ik  als  in  mijn  boezem  droeg  en  beschermde,  was  rüstig  en  te-  
 vreden  (gedurende  een  hongersnood,  w'aardoor  tien-duizenden  slier-  
 ven).  In  het I81e jaar  mijner  regering  verhieven  zieh  nieuwe onlusten ,  
 maar  de  aanstokers  werden  gevat  en  de  vrede  weldra  liersteld. 
 Ik  ben  altijd  een  vijand  van  kettersche  gevoelens  geweest;  ik  heb  
 ze  onderdrukt  en  wäre  grondstellingen 'als  het  beste  middel  tot  in-  
 standhouding  der  menschelijke  maatschappij  ingescherpt.  Ik  heb  voor-  
 namelijk  mijne  opmerkzaamheid  gewijd  aan  de  gele  rivier,  en  
 dikwijls  de  schade,  door  overslroomingen  veroorzaakt,  getracht  te  
 herStellen.  Bij  elke  ramp,  die  mijne  onderdanen  overviel,  heb ik hun  
 oogenblikkelijk  hulp  doen  toekomen,  en  op  mijn  60steD  geboortedag  
 alle  schulden  kwijgescholden. 
 Toen  ik  onlangs  op  de  jagt  ging,  overviel  mij  eensklaps  eene  ver-  
 moeidheid,  bij  het  rijden  over  een  berg,  en  ik  was  dus  genoodzaakt  
 in een der  liistverblijven uit  te  rüsten.  De  slijm  op  mijne borst  klom  tot  
 in de keel.  Ik had echter  reeds in mijne gezonde dagen voor een waardig  
 opvolger  gezorgd,  en  zijn  naam  op  een  papier  geschreven,  dat  in  een  
 gesloten  kastje  ligt.  De  kroonprins  doorschöot  bij  gelegenheid  van  
 den  aanval  op  mijn  paleis  twee  der  roovers  met  eigen  hand  en  de  
 overigen werden daardoor afgeschrikt orn verder door  te dringen; daarom  
 gaf ik  hem  den bijnaam:  de Wijze.  Dewijl  nu  de  legenwoordige  krank-  
 heid  mijn  leven  zal  eindigen,  draag  ik  de  regering  der  wereld  aan  
 dezen  mijn  erfgenaam  op,  uithoofde  van  zijue  groote  deugden. 
 Mijn  zoon!  ga  gij  slechts  met  deugdzame  en  voortreffelijke  lieden  
 om,  verzorg  de  zwarthairige  natie,  en  voer  mijne  maatregelen  uit. —  
 Slechts  twee  van  mijne  broeders  leven  nog,  wien  ik ook  hunne  straf  
 kwijtscheld,  (faar  zij  thans  in  ongenade  zijn.  In  hetzelfde  kasteel,  
 waar  mijn  vader  geboren  werd,  zal  ik  gelijk  de  oude  Ju  op  de  jagt  
 sterven ;  en waarom  zou  ik  mij  daarover  bedroeven ? »  — De  lezer  zal  
 zelf  wel  begrijpen  dat  dit  testament  niet  door Kia  king op  zijn  slerfbed  
 kon  in  de  pen  gegeven  worden ;  maar het  gaat  er  toch  voor door,  en  
 dit  is  den  Chinezen  genoeg. 
 Bovenstaande  is  het  gevoelen  ,  dat  Kia  king  van  zichzelven  koes-  
 lerde;  hoezeer  zijn  werkelijk  gedrag  daarvan  verschilde,  is  mijnen  
 lezers  reeds  bekend.  Gedurende  den  geheelen  tijd  zijner  regering deed 
 deze  keizer  bijkans  niets  voor  het bestuur,  en  allen  werden  hoe  langer  
 hoe  slechter ,  zoodat  alleen  de  vreesselijkste  straffen  het  volk  
 eenigzins  in  toom  konden  houden.  De  doodstraf  was  zoo  algemeen  
 geworden  dat  binnen  een  jaar  te  Canton  alleen  omstreeks  3000  menschen  
 door  beulshanden  stierven.  Handel  en  bedrijf  kwijnden onder  de  
 veelvuldige  verdrukkingen,  en  ondauks  de  voortdurende  afpersingen  
 was  de  schatkist  altijd  ledig. —  Voor  de  beschaving  van  het  tooneel  
 deed  Kia  king  al  wat  mogelijk  was,  hij  leefde  op  een’  zeer  vertrou-  
 welijken voet met de eerste kunstenaars en bragt hen zelfs  in het harem.  
 Maar  builendat  had  hij  neiging  noch  lust,  om  kunsten  en  weten-  
 schappen  in  te  voeren.  Hij  verbände  inlegendeel  de  weinige  zende-  
 lingen  ,  die  nog  te  Pe  king  waren  overgebleven,  verklaarde  hunne  
 kerken  en  goederen  verbeurd,  alle  Europeaansche  verbeteringen  werden  
 als  kinderachtig  versmaad,  de  kostbaarste  kunststukken,  die  in  
 het  paleis  waren  opgestapeld,  werden  aan  de  wormen  en  den  roest  
 prijsgegeven,  en  elke  kiem  tot  volmaking  van den menschelijken  geest  
 werd  verstikt.  Daarbij  was  Kia  king  zeer  bijgeloovig,  wispelturig  en  
 aan  drorlkenschap verslaafd.  Hij  was  ligt  getroffen,  maar  vergat  zijne  
 goede voornemens  zeer spoedig,  en lachte zelf naderhand om zijne inval-  
 len,  anderen  barmhartigheid  en  genade  te  bewijzen ,  hetgeen  hij  als  
 zwakheden  in  een  vorst  beschouwde.  Dewijl  men  zieh  nooit  op  zijn  
 woord  verlaten  kon,  verloor  hij  weldra  alle  achting.  In  menig  opzigt  
 geleek  hij  op  Karel  II  van  Engeland,  en  zijn  hof was  eenigzins  naar  
 dat  model  gevormd,  alleen werden  de  ondeugden  meer  in  het geheim  
 bedreven. 
 Indien Kia king de inlandsche sekten  reeds  zoo vijandig was,  hoe veel  
 meer  moest hij  het  dan de vreemde  zijn.  Hij  had  den haat  zijns  vaders  
 tegenEuropeanen ijverig gekweekt, enliet hungeene genade wedervaren,  
 zoodra  zij  zieh  aan  den  geringsten  misslap  schuldig  maakten.  Hij  ver-  
 blijdde  zieh  dus  liartelijk  een  voorwendsel  te  hebben,  om  hen  allen  
 uit  het  land  te  verdrijven,  en  tevens  de  overtuiging  zijner  gestrenge  
 regtzinnigheid  te  verslerken.  Kia  king  verbood  nadrukkelijk  de  uitoe-  
 fening  der  Roomsche  godsdienst  als  de  gevaarlijkste  sekte  in  het  
 geheele  Rijk,  en  scherpte  de  maatregelen  tegen  hare  belijders  zeer  
 dikwijls  in.  Uit  dien  lioofde  is  de  geschiedenis  van  dien  tijd,  vol-  
 gens  de  eigene  berigten  der  nog  in  het  land  werkzame  zendelingen,  
 niet  anders  dan  een  verhaal  van  voortdurende vervolging  en lijden. —  
 Er  had  geen  oproer  plaats,  waarin  de  pausgezinden  niet  mede  geil. 
   18