
 
        
         
		op zieh in  plaats van hären  echtgenoot. Nadat zij  de sprekendste bewijzen  
 van  hare  dapperheid gegeven had,  en een  officier in den krijgsraad  voor  
 de  overgave  stemde,  hieuw  de  heldin  hem  ten  aanschouwen van  allen  
 ter neder.  De vijanden moesten alzoo onverrigter zake aftrekken, en hun  
 plan lalen  varen, met  de gedachte,  dat eene enkele vrouw hen overwon-  
 nen had. 
 De  keizerin,  haar  naam  was Hu,  begreep  thans wel,  dat zij  geenszins  
 door wapenfeiten zou schitteren,  en daarom vestigde zij haar brekend oog  
 op de schatkist,  die nog redelijk gevuld was, om tezien,  welk groot werk  
 er  te  beginnen  was.  Toen  zij  dus  hare  vrienden  overvloedig  begiftigd  
 had,  rigtte zij voor Boeddha een prächtigen tempel op van de kostbaarste  
 bouwstoffen, die men slechts aanbrengen kon,  en zoo  ontzaggelijk  groot,  
 dat hetpaleis in vergelij king daarvan niets beteekende.  Daardoor meende zij  
 hären naam vereeuwigd  te hebben;  doch de ijverzuchtige ministers liefen  
 het  daarbij  geenszins  berusten,  zij  deden  haar  den ernstigsten voorslag  
 om de klassieke godsdienst weder ondersteuning te verleenen  en de ellen-  
 dige en sombere secte te verzaken.  Hoezeer de marmeren platen, waarop  
 men de klassieken gegraveerd had,  nog bestünden, en ieder die het verkoos  
 zieh aan het lezen daarvan  verzadigen  kon,  —  ze waren  in het openbaar  
 ten  toon gesteld, — wilde Hu evenwelgeengehoorleenenaandenraadder  
 staatslieden,  en  gaf,  niettegenstaande  hare belezenheid, aan Boeddha de  
 voorkeur  boven  Kong fu tse. Daar  zij  zeer verkwistend geleefd had,  kon  
 zij eindelijk de mandarijnenhunjaarlijkschinkomennietbetalen,  hetgeen  
 veler  harten  van haar  vervreemdde.  Hu  bevond zieh  nog  in  hare beste  
 jaren  en knoopte een  liefdehandel aan met een prins van een zeer schoon  
 uiterlijk.  De  geldelijke  toestand  des  lands  was  zeer  verachterd,  en  zij  
 zocht zieh op  deze wijze  schadeloos te stellen voor de zorgen der regering.  
 Maar  de zaak werd weldra ruchlbaar en de tongen der lasteraars maakten  
 haar nog veel erger;  daarom waagde het ’s minnaars broeder,  een  oploo-  
 pend mensch, in naam van den jongen keizer, Hu in een paleis op te sluiten.  
 Daardoor ontslond een burgeroorlog, —want zij had nog vele aanhangers,—  
 die  het  land zeer groote schade berokkende. Opzekeren dag had devijand  
 van  Hu zieh verwijderd;  zij  ontsnapte uit hare gevangenis naar de raad-  
 zaal, om, gelijk zij voorwendde, hären geliefden zoon, den jongen keizer te  
 zien.  De ministers waren juist vergaderd,  toen  zij haar kind weenend aan  
 hären boezem  drukte, en er op aandrong, zieh geheel van de wereld af te  
 zonderen en eene non  te worden.  Zij  wilde zieh reeds  het hair afsnijden,  
 toen alle aanwezigen met de dringendste woorden smeckten om  loch zulk 
 eene  daad  niet  te  plegen,  totdat  zij  zieh  eindelijk  door  de heiligste  
 belofte,  dat  zij  hare  vrijheid  en  het  gezelschap haars zoons herkrijgcn  
 zou,  liet  bewegen,  om  dit  schijnbaar  voornemen  te laten  varen.  Hoe  
 verheugde de keizerin  zieh  thans in  stille,  dat  zij  haar oogmerk bereikt  
 had, en met welke  groote verwachtingen betrad zij wederom hare nieuwe  
 loopbaan.  Op een wandeling taadpleegde  zij  bij  toeval met  den  eersten  
 minister, om  hären vijand den maarschalksstaf te ontnemen.  Dit  gelukte,  
 maar nog hield hij  zieh  in  het  ministerie  staande.  Om  hem  daaruit  te  
 verdrijven,  moest  de  geliefde  van  den  gebieder  den  jongen keizer met  
 heete  tränen  overreden,  dat  hij  haar  naar  het  leven  stond.  Maar  dit,  
 voegde zij er bij,  is eene zaak van  zeer  geringe  beteekenis;  wat  mij  het  
 meeste grieft, is zijn aanslag op uw eigen leven. Toen kon de jonge vorst  
 van Wei zieh niet langer bedwingen;  met  ontzetting  verleende  hij  den  
 beschuldigden staatsman zijn ontslag, en,  nadat hij hem de grootste ver-  
 nederingen had doen ondergaan, nam zij ne moeder het roer weder in han-  
 den. Hu vertoonde zieh dikwijls aan het volk, en bleef dezelfde levendige  
 vrouw,  die  zij  voorheen  geweest  was;  zij  deed zeer uitgestrektereizen,  
 tot  groote  ergernis  der ambtenaren,  want dezen wenschten, dat zij  zieh  
 in  huis  opsloot  als  alle  andere  vrouwen.  Een  van  de  Rijksgrooten  
 maakte  haar  deswege  zeer scherpe  aanmerkingen, en  haalde eene plaats  
 uit  het  boek der  plegligheden aan, waarin der weduwen geboden wordt,  
 zieh als halfdood te beschouwen,  en zieh nooit met eenige sieraden in het  
 openbaar  te  vertoonen.  Hu  liet hem  ontbieden,  doch  in  plaats  van  in  
 drift op te stuiven, sprak zij  hem zeer  zachtzinnig toe, en wilde hem niet  
 eens zijn ontslag geven ,  hoezeer hij dit ernstig verlangde.  Grootmoedig-  
 lijk  schonk  zij  ook  een  generaal  vergiffenis,  wiens  gedrag in haar oog  
 berispelijk  was, en op  wiens hoofd  zelfs  een prijs  gesteld was.  Want hij  
 kwam vastberaden naar het paleis,  en verdedigde zieh opzulkeenewijze,  
 dat zijn gedrag zelfs hare goedkeuring verwierf. 
 Intusschen werdende belastingen in den Staat van Wei steeds drukken-  
 der.  De onderdanen ondervonden de gevolgen des oorlogs, want behalve  
 den strijd met Wu ti hadden zij  ook nog  de invallen der  woeste barbaren  
 uit  het Noorden  te verduren.  In zulke  omslandigheden  waren opstanden  
 onvermijdelijk,  en  de  Soldaten  hadden  werks  genoeg  om  de  vlam  des  
 oproers te blusschen. 
 Wu  ti  kon, na  de  klassieken  lang  bcstudeerd  te hebben,  daarin  vol-  
 strekt  geene  bevrediging  vinden;  hij  begaf  zieh  dus,  verzadigd van  het  
 leven,  in  een monnikenklooster, waar hij  de gewone gelofleaflegde.  Zijne