
danen aan zijne voeten nederlegt. Dit was voorzeker eene zeer groole
overwinning voor menschen, die de heerlijkheid van den paus in de
wereld als hun hoofddoel beschouwden. Aan het slot van dezen brief
zegt de vorstin: «Ik verzoek Uwe Heiligheid, mij eene volledige ver-
giffenis van zonden tot mijn dood te verleenen en andere heilige Je-
zuieten te zenden, om het Evangelie le prediken. Tot dit einde zenden
wij Michel Boym (een Poolsche Jezuiet), om mondelijk onze wenschen
voor te dragen, en zoodra de vrede in het Rijk hersteld zal zijn, zullen
wij onze gelofte afleggen voor de altaren van de apostelen Petrus en
Paulus.»
De hofstoet dezer keizerin bestond uit Christenvrouwen, die onder
het geestelijk bestuur der Jezuieten zeer groole vorderingen gemaakt
hadden in heiligheid; dat wil zeggen : in het vasten en prevelen van
gebeden, en daarenboven de geestelijkheid met de grootste onderwer-
ping eerden. Ook waren de Jezuieten overtuigd, dat de keizer, die
reeds in het geheim Christen was, zieh weldra openlijk als zoodanig
verklären zou. Indien het derhalve den Heer des heelals behaagd had
dit regerend geslacht in het bezit des lands te laten en de wenschen
der bekeerden le vervulleff, dan zou men thans zonder twijfel op alle
hoeken der slraten van Canton Mariabeeiden en kruisen aanschouwd
hebben. Maar de verwachte bijstand van den kant der vreemdelingen
bleef achter; de vorslen der Ming verloren den troon, en de Chinesche
heiligen zijn nog in het* bezit der tempels en nissen op de straten,
waar lichten en kaarsen, wierook en lampen , hun, zonder dat zij het
weten, ter eere branden.
Voor de Portugezen te Macao waren de läatste jaren van de dy-
nastie der Ming een tijd van eigenaardig leed. Hoe zwakker het Rijk
werd, des te ijverzuchtiger werden de mandarijnen op de vreemdelingen
; want voor dezen vreesden zij in het zuiden veel meer dan
voor al de drommen der Tartaren, die immers nog zeer verwijderd
waren. Daarom verordenden zij dat de kooplieden niet langer naar
Canton moesten komen, maar dal de goederen door Chinesche
kooplieden naar Macao gebragt en daar door hen tot vastgestelde prij-
zen verkocht werden. Dit geschiedde door eene handelmaatsehappij,
die echter aan zoodanigen dwang was onderworpen en van de overheid
des lands zulke knevelarijen moest ondervinden , dat zij 'de Europeanen
weldra zoo hooge belastingen oplegde, dat dezen liunnen handel niet
langer konden voortzetten. In het vervolg bragten de burgers van
Macao hunne klagten voor den troon. Toen maakten de mandarijnen
van Canton bij dit verzoekschrift de volgende opmerking: «Macao was
vroeger Cene onbeduidende plaats, maar is nu eene stad en heeft vele
muren en zoowel lalrijke als vermetele inwoners. Wij willen dus on-
derzoeken hoeveel rijst en brandewijn zij noodig heeft, en haar geheel
van den handel uitsluiten.» De keizer, gaf daartoe zijne toestemming;
maar de oorlog kwam tusschenbeide, het verkeer veränderte in een
sluikhandel, en de Portugezen maakten groote winst. — Men heeft
hier dikwijls beproefd eenen handel af te schaffen, die voor beide
partijen noodzakelijk is geworden; maar de uitkomst leert dat daar-
door het verkeer slechts toeneemt en alleen de openbare inkomsten
lijden.
ln Japan hadden de zaken nog veel ongunsliger keer genomen. De
kooplieden van Macao waren aan groole afpersingen onderworpen;
- maar daar de handel honderd percent voordeel opbragt, wilden zij
dien niet laten varen. De schulden, die eenige kooplieden daar gemaakt
hadden, moesten door allen gezamenlijk betaald worden. Maar
de senaat te Macao wilde dezen last volstrekt niet dragen. Toen slonden
de burgers eenparig op, grepen de leden van den senaat en nood-
■zaakten hen met geweld het hunne tot betaling der schuld bij te
dragen.
Aan de Spanjaarden van Manilla had men thans allen loegang tot
Japan verboden; toen er een gezantschap kwam om dit'kwaad af te
•wenden, wilde het hof den bode niet ontvangen. Niettegenstaande dit
verbod, vertoonden zieh in het volgende jaar versehillende koop-
vaardijscliepen dezer natie. De overheid bewaakte ze zeer gestreng,
zoo lang zij in de haven van Nangasaki Jagen, en toen zij wilden
wegzeilen, gaf men hun te kennen, dat ze allen verbrand zouden
worden, wanneer ze terugkwamen. De Portugezen van Macao werden
daarenlegen naar het kleine door menschenhanden gemaakte eiland
Decima verwezen (I635),,en niet alleen werd er geen priester loege-
laten, maar ieder, die den voet zette op Japanschen grond, moest
op het kruis trappen, om daardoor het Christendom, of liever het
pausdom, openlijk te smaden, en ten aanschouwen der inboorlingen
zijn afval te verklären. De kinderen, die zij daar verwekt hadden,
werden onverwijld naar Maccao teruggezonden.
De wreede I je mi tsu had thans den troon van Jedo beklommen.
Hij wilde der wereld toonen , dat hij den roem der nakomelingschap