
 
        
         
		den  mandarijnenstand,  schreef  een  uitvoerig  opstel  over  de zeden der  
 natie,  hoe  alles  geregeld  moest  worden,  en  vervaardigde  een  slelsel  
 van  zedeleer,  zoo  als  een  Reinhard  slechts  had  kunnen  uitdenken.  
 Wien  zou  het  ooit  in  Europa  in  de  gedachte  gekomen  zijn,  van  eene  
 gewone  eerlijke  daad  eene  nationale  zaak  te  maken? 
 Toen  de  geschiedenis  des  lands  beschreven  was,  werd  er  een  der  
 grootste  feesten  gevierd  om  haar  aan  den  keizer  te  overhandigen.  De  
 leeraren  der  akademie,  de'geleerde  mandarijnen  en  de  prinsen  van  
 den  bloede  begaven  zieh  in  statigen  optogt  naar  het  paleis  om  den  
 monarch  de  geschiedenis,  in  kostbare  zijde  gewikkeld,  pleglig  uit  te  
 reiken.  Hij  ontving  dezen  schat  met  eerbied,  en  beloofde  in  de  loe-  
 komst  uit  de  voorbeelden  der  vaderen  zijne  wijsheid  te  pulten.  Dit  
 was  ook  in. den  tränt  van  China’s  oude  wijzen,  zoodat  men  zieh  om-  
 trent  tweeduizend  jaren  in  de  geschiedenis  achterwaarts  verplaatsen  
 en  zieh  een  vorst  uit  de  lijn  der  Han  in  het  geheugen  roepen  kon. 
 De  eerbied voor den ouderdom was een ander voorwerp  van ’skeizers  
 opmerkzaamheid.  Hij  had  daarom  een  aanlal  grijsaards  om  zieh  ver-  
 zameld,  zieh minzaam  met  hen  onderhouden ,  en  hun,  na  ze  rijkelijk  
 onthaald  te  hebben,  groote  beloften  gedaan  en  groole  geschenken  
 gegeven. Dezen hieven dan ook  den lof van hun’  keizerlijken beschermer  
 aan  en  wonnen  daardoor  voor  hem  de  volksgunst.  De  gemalm  van  
 Jong  tsching  wilde  ook  niet  achterblijven  bij  hären  echtgenoot.  Hare  
 bruiloft  was  op  de  plegtigste  wijze  gevierd  en  tot  een  volksfeest,  ge-  
 maakt.  Zij  wilde  zieh  als  de  moeder  des  lands  vertooneifc,  en  alle  
 oude  vrouwen  boven  de  70  jaren  een  geschenk  geven;  maar  vermits  
 er  in  eeue  enkele  provincie  omstreeks  98,000  waren,  en  40,800  van  
 boven de 80  jaren,  en  3,453  van  boven  de  90  jaren,  noodzaakte  haar  
 het  aantal  afgeleefde  vrouwen  hare  weldadige  bedoelingen  te  staken. 
 Van  Jong  tsching’s daden weten wij  zeer weinig. Zijne hoofdbezigheid  
 bestond  in  veel  en  goed  te  schrijven,  en  wahneer  hij  dit  doen  kon,  
 was  hij  in  zijn  element.  Hij  betoonde  zieh  dikwijls  goedhartig  jegens  
 ongelukkigen,  en  toen  er  gedurende  de  hitte  van  den  zomer  in  lang  
 geen  regen  viel,  ontsloeg  hij  alle  geringe  misdadigers  onder  goede  
 borgtogt  uit  de  gevangenissen,  en  schonk  aan  de  achtergeblevenen  
 ijs  tot  verkoeling.  Men  weet  niets  van  opstanden  noch oorlogeH. onder  
 zijne  körte  regering.  Want  de  oorlog  tegen de Kalmukken werd slechts  
 langzaam  en  onverschillig  voortgezet,  hoewel  er  altijd  een  Chineesch  
 leger  aan  de  grenzen  van  Ko  ko  nor  gereed  stond. 
 Hoe  grooler  de  rust  van  buiten  was,  des  te  heviger  woedde  de  
 tweedragt binnen het paleis. Nadere bijzonderheden deswege zijn ons niet  
 bekend,  en  wij  vermelden  hier  alleen  die  voorvallen,  welke  door  de  
 zendelingen  naauwkeuriger  beschreven  zijn. 
 De  generaal,  die  aan  de  grenzen  van  Ko  ko  nor  bevel  voerde  
 en  zieh  de  liefde  der  Soldaten  verworven  had,  zoodat  hij,  inplaats  
 van  den  last  van  het  hof  te  volbrengen,  naar  omstandigheden  han-  
 delde, werd spoedig als een zeer gevaarlijk man  teruggeroepen,  en voor  
 bet geregt als een  oproerling aangeklaagd. Men  kon  wel geene bewijzen  
 aanvoeren, maar de achterdocht gaf de noodige zekerheid, en de generaal  
 werd to't levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Een prins van het kei-  
 zerlijk  huis  werd  gelijktijdig  uit  zeer verschillende beweeggronden naar  
 Tartarije gezonden, om daar,  van  al zijne  posten ontzet,  de gronden oor-  
 baar te maken. Later werd er eene groole gevangenis  voor hem gebouwd,  
 waarin  hij  zijne  dagen  eindigde.  Al  zijne goederen  werden  inlusschen  
 verbeurd  verklaard ,  en  daar  ze  vele millioenen beliepen,  was  dit  een  
 kostelijke  vond  voor  de  regering.-  Zijne  familie  slierf  in  ballingschap. 
 Yan  Su  nu  hebben  wij  reeds  melding  gemaakt.  Hij  was  een  maglig  
 prins  uit  een  zeer  voornamen  stam  van  de  Man  tschu  en  beroemd  
 aan  het  hof.  Tijdens  zijn  bestuur  van  de  Map  tschurij  betoonde  hij  
 eene  groote  opgeruimdheid  en  verwierf  zieh  daardoor  de  liefde  der  
 onderdanen  in  hooge  mate.  Men  legde  hem  wel  te  last  dat  hij  te  zacht  
 handelde  jegens  misdadigers  en  booswichten  ,  maar  over  het  gelieel  
 overtrof  zijne  goedhartigheid  verre  zijne  gebreken.  Zijne  familie  was  
 zeer  talrijk  en  had  grooten  invloed.  Dat  hijzelf  een’  mededinger  van  
 Jong  tjehing  op  den  troon  wilde  helpen,  is  uitgemaakt;  maar  dit  is  
 de eenige misdaad,  die  men  hem  te  last  kan  leggen.  Hij  was  nu dood,  
 en  toch  kon  Jong  tsching  niet  nalaten  hem  een  proces  aan  te  doen,  
 volgens  hetwelk  zijne  beenderen  verbrand  en  in  den  wind  gestrooid  
 moesten  worden. De meesten zijner  zonen waren Christenen  geworden,  
 en  hadden  zieh  in  hunnen  dringenden  nood,  gedurende  de  vernede-  
 ring  huns  vaders,  aan  de  zendelingen  gehecht.  Zij  werden  ook zeer  
 spoedig,  uit  verschillende  beweeggronden,  in  Staat  van  beschuldigiug  
 gesteld,  daarop  ter  dood  veroordeeld,  maar  de  doodstraf werd  hun  
 kwijtgescholden,  en  zij  werden  verbannen  of  bij  de Soldaten ingelijfd ,  
 vervolgens  weder  voor  de  regtbank  gebragl,  en  gelast  om  hunne  gods-  
 dienst  af  te  zweren,  en  bij  standvastige weigering  verbrand.  —  Deze  
 vervolging ,  die  zeer  naauwkeurig door een’ Jezuiet beschreven is, doet