
 
        
         
		verdedigen, moest het verliezen,  en  dit gaf natuurlijk aan  de  taktiek  den  
 voorrang boven alle andere wetenschappen. 
 Niettegenstaande  de  vroeger  vermelde  onbewezene Stelling,  dat China  
 zieh totCochinchina heeftuitgeslrekt,ishet zeker dat de landen zuidwaarts  
 van  Jang  tse  gedurende  dezen  tijd grootendeels door barbaren  bewoond  
 werden,  die  zieh  nog  niet  in  de  Chinesche  beschaving verblijdden, en  
 slechts  toevallig  aan  de  inwendige  twisten  deel  namen.  Het westen  van  
 het  tegenwoordige  Sehen si  en  Schan  si,  met een gedeelte van Kan  su,  
 werd  door  opperheeren van Tsin,  en Tzin (men verwarre deze gelijklui-  
 dende  namen  niet)  geregeerd,  en  het  schijnt  dat  deze  de  bloeijendste  
 landen  van  dien  tijd  geweest  zijn.  In  Schan  tong,  helwelk  de  meeste  
 aanspraak  op  beschaving  maakte, waren drie  staten:  Tsi,  Tsao  en  Lu;  
 de  eerste  was  alleen  van  beteekenis.  Kiang  nan  behoorde  gedeeltelijk  
 aan  de  leenmannen  en  den  prins  van V u ,  enverkeerde  nog  in  groote  
 barbaarschheid.  Het  noordelijk  vorstendom  Jen  dat  de  tegenwoordige  
 onvrüchtbare  provincie Tschi  li  bevatte,  schijnt zieh weinig met de Chinesche  
 aangelegenheden  bemoeid  te hebben;  de nabijheid der Tartaren,  
 de onvruchtbaarheid van den  grond en de koude van  het  klimaat  waren  
 voldoende,  om de inwoners  met  hunne  eigene  belangen  bezig  te  hou-  
 den;  Song,  Tsu,  Tsin,  en  ten  deele  ook Han  bezaten  het  vruchtbare  
 Honan,  doch konden  wegens  hunne zwakheid nooit  eene belangrijke rol  
 speien.  Van  de  kleinere  vorsten  maken wij  geene melding,  omditboek  
 niet met namen  op  te vullen. 
 China  verkreeg  zijne  beschaving  door  eigene  inspanning,  en is niets  
 aan  de  magt  van  vreemden verschuldigd.  Met uitzondering van  de oor-  
 logen  tegen  de  Tarlaarsche  stammen,  streden zij alleen  onder elkander.  
 Gedurende  dit  tijdvak  wist  men  niets van  de westelijke,  noordelijke en  
 zuidelijke  landen  van  Azie,  ja  zelfs  het  bestaan  der  eilanden  van den  
 Indischen  archipel  was  den  beschaafden  Chinezen  nog onbekend.  Van  
 Indie  hadden  zij  volstrekt  geen  kennis.  Alleen  in  Perzie  wasjuistop  
 het  einde  van  dit  tijdvak  de  groote man  geboren,  die bestemd was om  
 aan  westelijk  Azie  eene  andere  rigting  te  geven.  Babylon  had  het  
 toppunt  van  bloei  bereikt;  Assyrie  was  ten  ondergegaan;  Egypte  had  
 vaak  hardnekkig  gestreden.  De  kiemen  van werkelijke  grootheid waren  
 onder David en Salomo in Palestina ontwikkeld,  en  de vereering van  den  
 eenigen  waarachtigen  God,  waarvan  geen  ander  volk  zelfs  droomde,  
 bewaard.  De scheuring van  het rijk,  de overweldiging der beide konink-  
 rijken door de Assyriers en Babyloniers maken epoque.  Karthago bloeide 
 in  dezelfde  mate  als  het  vaderland  dezer  volkplanting  te gronde ging.  
 Griekenland,  in  strijd  met Klein-Azie,  bragt  den  Trojaanschen  oorlog  
 ten einde,  en zag eene andere: gestalte der dingen tot stand komen.  Even  
 als China was het in vele kleinere heerschappijen gesplitst, en de oorlogen  
 waren  langduriger.  Daartoe  droeg  ook  Lycurgus zeer veel bij, door het  
 invoeren  eener  krijgshaftige wetgeving,  die de dapperheid als de  hoogste  
 deugd heiligde.  Van het westen weten wij zeer weinig, doch in een  hoek  
 van  Italie  ontlook  allengs het rijk,  dat naderhand alle andere ryken van  
 het  westen  verzwolgen  en  zijn  naam  voor alle tijden  vereeuwigd heeft.  
 Zeer  weinige schrijvers hebben  bet der moeite waardig gerekend  om  de  
 besturende hand  Gods in alles na te sporen, maar  het vervult den onder-  
 zoekenden geest met de diepste aanbidding.