
tijd dat de jonge keizer, in gezelschap van vrouwen en kamerlingen zieh
m den wapenhandel oefende. Slechts een der aangeklaagden verdedigde
zieh, doch werd voor een landverrader verklaard, en doodde zichzelven.
De familien dezer van de kamerlingen afkeerige aanzienlijken werden allen
uitgeroeid.
De Chinezen gelooven dat de ondergang van elk hnnner regerende
huizen door voorteekens wordt aangekondigd. Van Ling ti verhaalt men,
dat er -bij gelegenheid eener groote audientie een hevige orkaan woei, en
de stormwind den jongen vorst getroffen heeft. Eensklaps kronkelde een
zwarle slang rondom den troon. De keizer viel in onmagt, terwijl de
aanwezige mandarijnen ijlings vlugtten en hetafschuwelijk dier verdween.
Een tijd daarna onlstond er een vreesselijk onweder, dat huizen en lande-
rijen beschadigde. Ling li was zeer getroffen en onderzocht naar de oor-
zaak van al deze onheilen, waarbij nog kwam dat de zee buiten hare
oevers getreden was, waardoor de kustbewoners veel schade leden. Men
antwoordde hem, dat zulks te wijten was aan de patriotten en de kabalen
der kamerlingen, alsook aan het gevangen houdenderkeizerin-moeder. De
jonge vorst, gezind om het onheil af te wenden, vroeg zijne kamerdie-
naars om raad en werd overreed, dat er eene zamenzwering onder de
vaderlandsvrienden beslond om hem van den troon te stooten. Zonder
verder onderzoek gelaslte de ligtgeloovige keizer hen allen in hechtenis
tenemen. Bewustvan hunne onschuld, gaven zij zieh vrijwillig aan de
mandarijnen over, en meenden de goede zaak te beorderen. Omtrent
zeven honderd familien werden op die wijze aan de wraak der kamerlingen
opgeofferd. Zekere vrouw die een der gevonnisden eene schuil-
plaats verleend had, werd met hare twee zonen voor den regter geroepen.
De laatsten zouden voor dezen misslag boeten, doch de moeder hield vol,
dat zij de schuldige wasen dus de doodstraf ondergaan moest. Deze edele
slrijd verschafte den aangeklaagden de vrijheid. De woede der hovelin-
gen namnu steeds toe; vermits men de geleerden ook beschuldigde van
vergifliging der keizerin-moeder, moesten er ongeveer duizend den dood
ondergaan. Dit lot trof ook een prins van den bloede, die weigerde eene
zekere som gelds aan de kamerlingen te betalen. Van landverraad be-
schuldigd doodde hij zichzelven, en zijn gevolg, uit honderd personen
bestaande, onderging de doodstraf als medepligtigen. De kamerlingen
daarentegen werden wegens hunne getrouwheid lot den vorstenrang
verheven en de keizer noemde hen zelfs zijne vaderen.
Om de wonden te balsemen die hij der geleerdheid had loegebragt, liet
hij de klassieke schrijvers in marmer beitelen en voor de Rijks-akademie
ten toon stellen. De aanhangers van Kongfutse die weder moed schepten
en meenden dat de keizer hunne parlij was toegedaan, braglen nogmaals
bij gelegenheid eener algemeene ramp hunne regtmatige klagten tegen
de hovelingen in.. Doch ook ditmaal betaalden de vermetelen het met hun
leven, want de keizer vreesde hunne talenten, die hen in Staat konden
stellen om hoofden van een opstand te worden, ln gelijke mate als de
moed der vaderlandsvrienden door zoo vele mislukte pogingen verkoelde,
werden de kamerlingen onbeschaamder, en om veel geld te verkrijgen,
verkochten zij de ambten aan de meestbiedenden. Toen stond een president
tegen heh op, bewees dat de verwanten dezer nietswaardigen meer
dan tienduizend menschen om het leven hadden gebragt, en eene ontzet-
tende straf trof de misdadigen; doch ook de aanklager mögt zijn leven
niet redden.
Door deze overwinning werden thans de vijanden der geleerden van
het hof verwijderd, maar geenszins werd de eilende in het land opgeheven,
waar pest en overstroomingen ontzettende verwoestingen aanrigtten. Te
dezer tijd leefden drie broeders, waarvan de eene voorgaf een boek ont-
vangen te hebben van eene toovergodin, dat hem in Staat stelde al de
peslsoortige ziekten, die toenmaals zoovele menschen wegsleepten, te
genezen. Hunne pogingen werden met een günstig gevolg bekroond, en
de roem hunner tooverkracht lokte duizenden bewonderaars. De oudste
broeder dacht zieh thans van den keizerstroon meester te maken, en zond
daartoe eene aanzienlijke som gelds naar de hoofdstad aan een der kamerlingen.
Het plan werd echter ontdekt, en alleni die er deel aan hadden
onthoofd. De geleerden thans tot oproer genoodzaakt kwamen met een
groot leger te velde, en gaven hunne partij den naam van de geelmutsen.
Zij hielden zieh lang staande tegenover des keizers troepen, en de gene-
raalswenddenvoor, datzelfshunne krijgskunst tooverij was; eindelijkwerd
de overwinning bevochten, die de kamerlingen zieh toeschreven, terwijl
de helden, die moedig voor hun vaderland gestreden hadden en die wij
straks vermelden zullen, öf uit hunne dienst ontslagen, öf grievend
gekrenkt werden. Slechts een der officieren waagde het daartegen op
te komen, en overhandigde den keizer in zijn park een verzoekschrift,
om de listige vleijers van het hof te verwijderen. Zoodra deze den inhoud
van dit verzoekschrift vernomen hadden, vielen zij op de knien en vroe-
gen hun ontslag. De jonge vorst tot tränen- toe bewogen, schonk zijnen
lievelingen vergiffenis en zond den vrijmoedigen sprekernaar den kerker,