
 
        
         
		was,  eene  heerschzuchtige  familie  den  regtmatigen  koning  van  den  
 troon  verdreven.  Deze,  van  ieder  verdaten,  wendde  zieh  tot  China  
 om  ondersteuning.  Lang  weigerde  het  kabinet  aan  dit  verzoek  gehoor  
 te  geven;  want  vroeger  had  men  daar  een  aanmerkelijk  verlies  ge-  
 leden ,  en  wenschte  niet  andermaal  hetzelfde  le ondervinden.  Eindelijk  
 was  men  genoodzaakt,  na  vele  brieven,  bevelen  en  dreigementen,  
 met  een  leger  te  veld  te  trekken,  en  werd  ook  in  Staat  gesteld  om  
 den  regtmatigen  vorst weder  op  den  troon  te  plaatsen.  Maar  de  blijd-  
 schap  duurde  niet  lang;  het  volk  was  niet tevreden met zijn gebieder,  
 en waar ’s volks liefde den troon niet steunt,  daar  wankelt de  schepter.  
 Het  leenheerschap  over  dit  land  kwam  den Staat  zeer  duur  te  staan;  
 van  de  kostbaarste  veldtogten  oogste  men  niet  de  geringste  winst. 
 Een  veel  gevaarlijker  vijand  was  de  Tartaarsche  vorst  Jen  ta ;  een  
 woelziek hoofd,  die de  verovering  van  China op het oog had. De  oorlog  
 ontwikkelde zieh  in  de  tegenwoordige  provincie  Kan  su.  De  Tartaren-  
 vorst,  die  reeds  vroeger  zoo  veel  twisten  in  Ha  mi  gehad  had,  ver-  
 toonde zieh ook daar,  om  zieh met buit te verrijken.  Yolgens  het  berigt  
 der  Chinesche  generaals  .werd  hij  totaal  geslagen,  maar  vlugtte  met  
 een  zeer  belangrijken  roof.  Hongersnood  dwong  hem  tot  een  twee-  
 den  strooptogt;  de  straffeloosheid,  waarmede  hij  de  dieverijen  onder-  
 nemenkon,  schonk  hem  nieuwen  moed.  Daardoor  werden  ook  de  
 Orlos-Tartaren,  die  in  de  nabijheid  der  gele  rivier  woonden,  aange-  
 moedigd  om  soortgelijke  bezoeken  in  China  te  brengen,  waardoor  de  
 landbouw  geheel vernieligd,  en de  grenslanden in woestijnen veranderd  
 werden.  Toen  wilde  een  stadhouder  daar  eene  militaire  kolonie  ves-  
 tigen;  hij  had  zelfs  verscheidene  regimenten  tot  dit  oogmerk  bijeen-  
 geroepen ;  juist  was  het  sein  gegeven  om  op  te  rukken,  toen  er  een  
 oproer onlstond.  Zij  sloegen  den bevelhebber dood,  en  verklaarden zieh  
 vrij, met het stellig besluit om zieh nooit naar die woeste streken  te  be-  
 geven. Hieruit ontstond eene muilerij, die te hardnekkiger voortduurde,  
 naarmate  de  belhamels  in  alle  oorlogszaken bedreven waren. Om elken  
 terugkeer  tot  de  vorige  gehoorzaamheid  te  verhinderen,  liep een troep  
 misuoegden  naar  het  paleis  van  den  stadhouder  en  stak  het  groote  
 gebouw  in  brand.  Toen  begonnen  zij  overal  te  rooven  en  brand  te  
 stichten,  en  spoedig  werd  hun  naam  veel  geduchter  dan  die  van  de  
 wildste Mongoolsche  horden.  Men  moest  hun  dus  zeer  groote  beloften  
 doen,  en  toen  een  ander  stadhouder  hen  weder  tot  gehoorzaamheid  
 gebragt  h ad ,  ging  een  groot  deel  dezer  weerspannelingen  naar  de 
 woestijnen,  om daar  tot  een  voormuur  tegen  de  invallen  der nomaden  
 te  dienen. 
 De Tartaarsche Khan, Jen ta ,  ontving van  dit  alles  de  naauwkeurigste  
 berigten.  Nog  eer  het  hof er op verdacht was ,  was hij reeds in Sehen si  
 en  sleeple  van  daar  omstreeks  200,000 Chinezen  als  gevangenen mede,  
 die  men  met  zeer  groote sommen moest  vrijkoopen.  Hierdoor  verrijkt,  
 peinsde  hij  op  nieuwe  plannen.  Vöör  het  aanbreken  der  lenle,  stond  
 hij met een vrij  groot leger in  de nabijheid  van  Pe  king.  Het  hof begon  
 te  beven,  en  wat  kon  men  in  dezen  nood  ondernemen ?  Gelukkig  
 naderde  er  een  ander  leger  van  het  Oosten;  Jen  t a ,  die  beducht was  
 in  den  rüg  aangevallen  te  worden ,  trok  langzaam  terug,  maar  ver-  
 woestte  de  geheele  omstreek;  jaren  naderhand  waren  de  sporen  van  
 zijn  bezoek nog  zigtbaar.  Yan  dit  oogenblik  af  begon  de  keizer  te  
 vreezen,  dat hij misschien  van  zijn  troon  mögt  verdreven  worden.  Dit  
 maakte  een  blijvenden  indruk  op  hem ;  maar  in  plaals  van  zieh  dood  
 te  kniezen ,  zocht  hij  zijn lijd te verdrijven met onverschilligheid ,  dichl-  
 kunst  en  myslicismus.  —  Jen  ta  verzuimde  geenszins  om  weder  te  
 komen ;  hij  had  zelfs  de  vrijpostigheid om Kia  tsing  le  verzoeken hem  
 onder  zijne  vassalen  op  te  nemen.  Naderhand  verzocht  hij  ook  de  
 toestemming  lom  jaarlijks  op  de  grenzen  eene  groote  paardenmarkt  
 te  houden.  Het  Chinesche  kabinet,  dat  altijd  de  groolste  achterdocht  
 omtrent zulke verzoeken koesterde,  wilde  den  vragende  volstrekt  niets  
 toeslaan.  Hij  kwam  daarom  in  grooten  toorn  en  met  200,000  ruilers  
 weder  om  het  geheele  rijk  vrees  en  schrik aan  te jagen.  Zoo verslreek  
 de  tijd  zijner  regering  in  jammer  en  eilende ,  en  de  arme  bewoners  
 van de noordelijke  provincies  werden  uitermate geplaagd. Eindelijksloot  
 men  een  verdrag,  dal  van  ’s keizers  zijde  belangrijk  bevorderd  werd  
 door  de  goede  behandeling  van  een’  Tartaarschen  prins.  Het land was  
 uitgeput,  de  geesel  van  den  oorlog  had  den  onderdanen  alle  vertrou-  
 wen  op  de  magt  der  regering  outroofd;  de  gemeene  man  meende  
 thans, dal de keizer niet langer in Staat was zijne burgers te beschermen. 
 Hadden de  noordelijke provincies  zoo  veel  le  lijden,  de  streken  aan  
 de  zeekust  bezweken  schier  geheel  onder  de  vijandelijkheden  der  
 vreemden. 
 Sedert  Hu  pi  lai’s  groote  onderneming  tot  onderwerping  der  bewoners  
 van Japan,  hadden  die  eilanden  altijd  verkeer  onderhouden  met  
 de  Chinesche  kust  en  het  hof.  De  vorsten  gingen  zelfs  zoo  ver,  dat  
 zij  zieh  uitdrukkelijk als leenmannen  van  den grooten  keizer  erkenden ;